Neem deel aan ons gesprek over onderwerpen als elektriciteit in Spanje

WIJ VERWELKOMEN EEN GESPREK MET U OVER DEZE WETTEN, FEITEN EN PV IN SPANJE.



(Zeilen anklickbar)

Hier zonnestralingswaarden globaal en voor inzoomen
Elektriciteitsprijzen
Feed-in beleid Spanje
Spotprijzen
Power grid plan
Officieel bulletin over feed-in wetten A

Wat zijn uw gedachten over dit onderwerp?




Koninklijk besluit in het Nederlands. Ik heb het vertaald met deepl.com. Het is vrij goede kwaliteit, is het niet? Hier leggen ze de recente veranderingen in de algemene wetten voor de Spaanse elektriciteitsmarkt uit. Voor het bulltetin met de wetten betreffende het eigenverbruik klik hier.

In dit decreet worden het algemene juridische kader en de recente wetswijzigingen gespecificeerd en wordt uitgelegd waarom het nu en in de toekomst rendabel is om in zonne-energie te investeren.

Startpagina in andere talen
en de fr бг es nl sv pt ру slo 中文 hr عربىة ro it ελ tr

I


Wet 24/2013, van 26 december, betreffende de elektriciteitssector regelt in artikel 33 in het algemeen de toegang tot en de aansluiting op de netten, en definieert de begrippen toegangsrecht, aansluitingsrecht, toegangsvergunning en aansluitingsvergunning. Zo wordt onder het recht van toegang verstaan het recht om het net te gebruiken onder wettelijke of reglementaire voorwaarden, en onder het recht van aansluiting op een punt van het net het recht van een particulier om zich onder bepaalde voorwaarden elektrisch aan te sluiten op een bepaald punt van het net.

Hoewel sedert de inwerkingtreding ervan verschillende jaren zijn verstreken, had de regelgevende uitwerking van voornoemd artikel 33 van wet 24/2013 van 26 december nog niet plaatsgevonden. Dit betekent, overeenkomstig de bepalingen van de elfde overgangsbepaling van voornoemde wet 24/013, van 26 december, dat, tot de goedkeuring van dit koninklijk besluit, artikel 33 betreffende toegang en aansluiting niet van toepassing was.

Deze situatie bepaalt dat de overgangsregeling die bij de zevende, de achtste en de elfde overgangsbepaling van voornoemde wet 24/2013, van 26 december, is ingesteld, van toepassing blijft. Deze overgangsbepalingen, die gezamenlijk worden toegepast, bepalen dat, terwijl artikel 33 van wet 24/2013 van 26 december wordt uitgewerkt, de toegang en de aansluiting worden geregeld door de vroegere wet 54/1997 van 27 november betreffende de elektriciteitssector en de door de regering goedgekeurde uitvoeringsbepalingen daarvan. Deze regeling voorzag in een onbepaalde geldigheidsduur van de vergunningen, in tegenstelling tot de vijf jaar die in algemene termen is vastgesteld in afdeling acht van artikel 33 van wet 24/2013 van 26 december.

Koninklijk besluit-wet 1/2019, van 11 januari, houdende dringende maatregelen tot aanpassing van de bevoegdheden van de Nationale Commissie voor markten en mededinging aan de eisen die voortvloeien uit het recht van de Europese Unie, in verband met de Richtlijnen 2009/72/EG en 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas, heeft een herschikking van de bevoegdheden inzake toegang tot en aansluiting op het elektriciteitsnet doorgevoerd, in die zin dat de regering bevoegd is om bij koninklijk besluit van de ministerraad de criteria en procedures goed te keuren waaraan het verlenen van toegang en aansluiting moet voldoen om de doelstellingen van het energiebeleid en de penetratie van hernieuwbare energiebronnen te verwezenlijken; de criteria op grond waarvan een subject de eigenaars en beheerders van de netten kan verzoeken de voorwaarden van de toegangs- en aansluitingsvergunningen, met inbegrip van hun aansluitingspunten, te wijzigen, alsmede de objectieve criteria voor het opnemen van beperkingen van de aansluitingscapaciteit per knooppunt, teneinde de continuïteit van de voorziening te waarborgen.

Van haar kant zal de Commission Nationale des Marchés et de la Concurrence, overeenkomstig de verdeling van de bevoegdheden die bij voornoemd koninklijk besluit-wet 1/2019 van 11 januari is goedgekeurd, bij circulaire de methodologie en de voorwaarden voor toegang en aansluiting goedkeuren die het volgende zullen omvatten: de inhoud van de aanvragen en vergunningen, de economische criteria, de criteria voor de evaluatie van de capaciteit, de redenen voor weigering, de minimuminhoud van de contracten en de verplichting tot bekendmaking en transparantie van de relevante informatie voor toegang en aansluiting.

In dit verband dient te worden gewezen op wat de Raad van State in zijn advies van 18 juni 2020 over het eerste ontwerp van toegangscirculaire heeft gesteld: "Concluderend kan worden gesteld dat, overeenkomstig het huidige rechtsstelsel, de goedkeuring van een algemeen regelgevingskader voor de procedure voor het verlenen van toegangs- en aansluitingsvergunningen tot de bevoegdheid van de regering behoort. De regeling die zij vaststelt zal een grens vinden in de eerbiediging van de bevoegdheid van de CNMC om de aspecten te regelen die uitdrukkelijk in de overeenkomstige wettelijke bevoegdheid worden genoemd".

Koninklijk wetsbesluit 15/2018, van 5 oktober, betreffende dringende maatregelen voor de energietransitie en de bescherming van de consument, heeft in zijn derde aanvullende bepaling diverse maatregelen opgenomen om speculatie met toegangs- en aansluitrechten in productie-installaties tegen te gaan en de vereiste vastheid van projecten te vergroten. Met deze aanvullende bepaling werd onder meer voor de houders van toegangs- en aansluitingsvergunningen de verplichting ingevoerd om een deel van de investeringskosten van de aansluitingsinfrastructuur die door hen moeten worden gedragen, maar door de netbeheerder moeten worden uitgevoerd, voor te schieten, alsmede de verplichting om binnen een bepaalde termijn een opleveringscontract voor het project te ondertekenen waarin de aanvullende betalingen op de voorgeschoten bedragen worden vastgesteld. Ook wordt bepaald dat het criterium voor het verlenen van vergunningen in het algemeen dat van de voorrang in de tijd zal zijn, hoewel, om de penetratie van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen, een uitzondering hierop wordt geregeld voor gevallen van hybridisering van bestaande productie-installaties en aanbestedingen voor toegangscapaciteit in nieuwe knooppunten van het transmissienet of in die knooppunten waar stroomcapaciteit vrijkomt of aan de oppervlakte komt.

De bij dit koninklijk besluit ingestelde procedure is één enkele procedure voor het verkrijgen van vergunningen voor toegang tot en aansluiting op de transmissie- en distributienetten, waarbij de netbeheerder gedurende de hele procedure als aanspreekpunt voor de aanvrager optreedt, ongeacht of de netbeheerder al dan niet eigenaar is van het net waarop de aansluiting wordt aangevraagd. Er wordt evenwel voorzien in een tijdelijke uitzondering voor de installaties die bij de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit niet over een aansluitingsvergunning beschikken, maar waarvoor hun eigenaar reeds een toegangsvergunning heeft aangevraagd of verkregen bij de netbeheerder, in welk geval de aansluitingsvergunning wordt behandeld met de eigenaar van het net waar de toegangsvergunning is aangevraagd of verkregen.

De uniforme procedure die door dit koninklijk besluit wordt geregeld, kent specifieke termijnen, zowel voor de aanvragers als voor de eigenaars en beheerders van de netten, die afhangen van het spanningsniveau van het netpunt waarvoor toegang en aansluiting worden gevraagd. Om de procedure voor het verkrijgen van vergunningen in het geval van verbruikers en kleine stroomproducenten te versnellen, wordt een vereenvoudigde procedure overwogen waarbij de termijnen met de helft worden verkort.

Overeenkomstig de tweede aanvullende bepaling van koninklijk besluit-wet 15/2018, van 5 oktober, stelt dit koninklijk besluit bepaalde installaties voor de opwekking van elektriciteit gekoppeld aan modaliteiten voor eigenverbruik vrij van het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen. Bovendien wordt deze vrijstelling uitgebreid voor verbruikers op wie artikel 25.1 van het koninklijk besluit 1048/2013 van 27 december van toepassing is, dat de berekeningswijze van de vergoeding voor de activiteit van elektriciteitsdistributie vastlegt.

Dit koninklijk besluit regelt de oorzaken voor de afwijzing van verzoeken om toegang en aansluiting, die beperkt zijn tot het niet verstrekken van de nodige informatie voor de behandeling van het verzoek, het niet aantonen dat de nodige financiële waarborgen zijn verstrekt in het geval van installaties voor de opwekking van elektriciteit en het feit dat er, volgens de openbare informatie die op de door de netbeheerders te activeren platformen wordt weergegeven, geen capaciteit is. Evenzo bepaalt het koninklijk besluit met betrekking tot de weigering van toegangs- en aansluitingsaanvragen dat de oorzaken enkel die mogen zijn welke zijn vastgesteld door de Nationale Commissie voor markten en mededinging in de uitoefening van de bevoegdheden die haar zijn toegekend bij wet 24/2013 van 26 december, en bepaalt het dat de weigering in alle gevallen op gemotiveerde wijze aan de aanvrager zal worden meegedeeld.

Anderzijds regelt dit koninklijk besluit de verplichting van de eigenaar van de installatie om met de eigenaar van het net waarop de installatie is aangesloten, een technisch toegangscontract te sluiten dat de technische relaties tussen beide regelt. In het geval van consumenten moet naast het bovengenoemde contract met de overeenkomstige distributeur een toegangscontract worden ondertekend dat, in het geval van aansluiting op het distributienet, samen met het technische toegangscontract kan worden ondertekend.


III


Hoofdstuk I bevat het doel en het toepassingsgebied van de verordening, alsmede de definities van de toepassing voor de daarin genoemde doeleinden.

Hoofdstuk II regelt de algemene aspecten van de procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen. In dit hoofdstuk worden met name de verplichting tot het verkrijgen van vergunningen, de algemene criteria voor de behandelingsprocedure, de algemene criteria voor de verlening van vergunningen, de redenen voor de afwijzing van aanvragen en de redenen voor de weigering van vergunningen gespecificeerd.

Hoofdstuk III beschrijft de algemene procedure voor het verlenen van toegangs- en aansluitingsvergunningen met betrekking tot de aanvang daarvan, de beoordeling van de aanvraag, de opstelling van het voorlopige voorstel en de termijnen voor de indiening daarvan, de aanvaarding door de aanvrager en de afgifte van de vergunningen.

Hoofdstuk IV regelt aspecten die verband houden met de verkorte procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen, zoals de voorwaarden daarvoor en de gevallen waarin deze procedure kan worden toegepast, alsmede de specifieke gevallen die zijn vrijgesteld van het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen. Wetsbesluit 23/2020 van 23 juni voorziet in de mogelijkheid om hybridisatieprojecten uit te voeren voor bestaande productie-installaties met gebruikmaking van hetzelfde aansluitingspunt en dezelfde reeds toegekende toegangscapaciteit.
Zoals in de preambule wordt vermeld, zal deze maatregel bijdragen tot de snelle en efficiënte ontwikkeling van een groot aantal projecten op het gebied van hernieuwbare energie, waardoor het reeds aangelegde net wordt geoptimaliseerd en de kosten voor de consument tot een minimum worden beperkt.

In het verlengde van het voorgaande regelt hoofdstuk VIII van dit koninklijk besluit de procedure voor de aanvraag en de behandeling van de toegangs- en aansluitingsvoorwaarden voor de hybridisatie van installaties voor elektriciteitsproductie, en voor de eventuele actualisering van de reeds verleende vergunningen. Tevens worden, waar van toepassing, de eisen vastgesteld die nodig zijn om onderscheid te maken tussen de opgewekte energie die in aanmerking kan komen voor het specifieke vergoedingssysteem en de eisen waaraan de nieuwe modules voor elektriciteitsopwekking moeten voldoen die in de bestaande installatie worden ingebouwd.


V


Koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni, dat de activiteit van de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en afval regelt, bevatte in zijn redactie vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit de verplichting om één gesprekspartner met een knooppunt aan te wijzen die de producenten die toegang wensen tot het transmissienet, vertegenwoordigt ten overstaan van de beheerder en de eigenaar van dat net.

Dit koninklijk besluit schaft de vroegere verplichting af, zodat het de aanvrager is die zich, via de daarin vastgestelde eenvormige procedure, rechtstreeks tot de transmissienetbeheerder wendt.

Aangezien er bij de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit echter aanvragen in behandeling kunnen zijn die via een gesprekspartner met één knooppunt zijn ingediend, voorziet dit koninklijk besluit in een overgangsperiode zodat de gesprekspartners met één knooppunt in dergelijke gevallen de functie blijven uitoefenen waarin het koninklijk besluit 413/2014 van 6 juni voorziet, bij wijze van overgangsregeling tot de afronding van de toegangs- en aansluitingsprocedure.


VI


Om een eerlijk overgangsproces te bevorderen, voorziet de tweeëntwintigste aanvullende bepaling van wet 24/2013, van 26 december, in de mogelijkheid om procedures te reguleren en vereisten vast te stellen voor de toekenning van alle of een deel van de toegangscapaciteit in de knooppunten die worden getroffen door de sluiting van kolen- of thermonucleaire thermische centrales aan nieuwe opwekkingsinstallaties uit hernieuwbare energiebronnen waarbij, naast technische en economische vereisten, ook de milieu- en sociale voordelen worden gewogen.

Daartoe heeft de Algemene Directie Energiebeleid en Mijnen bij Koninklijk Besluit 23/2020 van 23 juni de bevoegdheid gekregen om de netbeheerder te verzoeken de geïndividualiseerde toegangscapaciteit te berekenen voor een reeks netovergangsknooppunten, die in de bijlage bij dat besluit worden opgesomd.

Aangezien de toekenning van nieuwe toegangscapaciteit in deze knooppunten de uiteindelijk toe te kennen capaciteit in het gedrang kan brengen, krachtens de voormelde tweeëntwintigste aanvullende bepaling van wet 24/2013, van 26 december, waardoor de billijke transitiedoelstellingen in het gedrang komen, bepaalt dit koninklijk besluit dat, bij wijze van overgangsmaatregel, mag de beheerder van het transmissienet geen aanvragen aanvaarden voor de toekenning van toegangscapaciteit in de knooppunten bedoeld in de bijlage bij koninklijk besluit-wet 23/2020, van 23 juni, totdat de verantwoordelijke van het ministerie voor Ecologische Transitie en Demografische Uitdaging de procedures bedoeld in de voornoemde tweeëntwintigste aanvullende bepaling van wet 24/2013, van 26 december, regelt en oplost.


VII


De elfde overgangsbepaling van wet 24/2013, van 26 december, bepaalt dat de bepalingen van artikel 33 van voornoemde verordening van toepassing zijn zodra het koninklijk besluit houdende goedkeuring van de criteria voor de toekenning van toegangs- en aansluitingsvergunningen in werking treedt.

Op grond van het voorgaande bepaalt de eerste slotbepaling dat, met de inwerkingtreding daarvan, de bepalingen van artikel 33 van wet 24/2013, van 26 december, en de uitvoeringsverordeningen daarvan, volledig van toepassing zullen zijn.


VIII


Om een hoog quotum van hernieuwbare energiebronnen op een voor het systeem efficiënte manier op het net te kunnen aansluiten, moeten installaties van verschillende eigenaars in veel gevallen dezelfde evacuatie-infrastructuur delen.
Het feit dat de eigendom van deze infrastructuren niet wordt gedeeld, kan echter een belemmering vormen voor het gebruik ervan door derden die op hetzelfde punt ook toegangs- en aansluitingsrechten hebben gekregen.
De derde slotbepaling wijzigt koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni, dat de activiteit van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en afval regelt, om de toepassing van de specifieke vergoedingsregeling op hybride installaties te preciseren. Meer in het bijzonder wordt een nieuw type hybride installaties in het leven geroepen om de hernieuwbare hybridisering mogelijk te maken van een installatie die reeds recht heeft op de specifieke vergoedingsregeling, alsmede op het bijbehorende vergoedingsmechanisme.

Evenzo wordt de definitie van geïnstalleerd vermogen in het geval van installaties met fotovoltaïsche technologie zodanig gewijzigd dat het de laagste waarde is van de som van het maximale eenheidsvermogen van de fotovoltaïsche modules waaruit de installatie bestaat en het maximale vermogen van de omvormer of omvormers waaruit de installatie bestaat. Om te voorkomen dat deze wijziging gevolgen heeft voor de vergunningsprocedures voor installaties die vóór de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit zijn opgestart, is het de bedoeling dat, bij wijze van overgangsmaatregel, de afhandeling van deze procedures en de inschrijving in het administratief register van installaties voor elektriciteitsproductie geschieden volgens de tot die datum geldende definitie van geïnstalleerd vermogen.


X


De eerste overgangsbepaling van Koninklijk Besluit 647/2020, van 7 juli, dat de aspecten regelt die nodig zijn voor de uitvoering van de netcodes voor de aansluiting van bepaalde elektriciteitsinstallaties, bepaalt dat netbeheerders gedurende een periode van vierentwintig maanden beperkte operationele kennisgevingen kunnen afgeven die de registratie in de overeenkomstige administratieve registers mogelijk maken van elektriciteitsopwekkingsinstallaties die vallen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie, van 14 april 2016, waarbij een netcode wordt vastgesteld betreffende de eisen voor de aansluiting van opwekkers op het net. Deze overgangsbepaling voorziet in de nodige tijd voor de accreditatie van de entiteiten aan de hand waarvan de conformiteit met de technische voorschriften van de bovengenoemde Verordening (EU) 2016/631 van 14 april 2016 kan worden beoordeeld en de overeenkomstige definitieve operationele kennisgeving kan worden gedaan.

Hoewel Verordening (EU) 2016/631, van 14 april 2016, niet van toepassing is op opwekkingsinstallaties die zich bevinden in de elektriciteitssystemen van niet-peninsulaire gebieden, breidt Koninklijk Besluit 647/2020, van 7 juli, het toepassingsgebied van de operationele kennisgevingsprocedure tot deze installaties uit, hoewel de procedure in dit geval gekoppeld is aan de naleving van de specifieke vereisten die op deze installaties van toepassing zijn.

Rekening houdend met het feit dat de definitie van sommige van deze specifieke vereisten verband houdt met de vereisten die voortvloeien uit de toepassing van Verordening (EU) 2016/631, van 14 april 2016, wijzigt de vijfde slotbepaling van dit koninklijk besluit de eerste overgangsbepaling van koninklijk besluit 647/2020, van 7 juli, om de mogelijkheid van het uitbrengen van beperkte operationele kennisgevingen uit te breiden tot het geval van elektriciteitsopwekkingsinstallaties die zich bevinden in de elektriciteitssystemen van niet-peninsulaire grondgebieden. Hierdoor kunnen deze installaties definitief in de desbetreffende administratieve registers worden ingeschreven totdat de nodige documentatie kan worden verstrekt om aan te tonen dat zij aan de voor hen geldende technische voorschriften voldoen.


XI


De achtste slotbepaling van koninklijk besluit-wet 23/2020, van 23 juni, bepaalt dat "de regering en de Nationale Commissie voor markten en mededinging binnen een termijn van ten hoogste drie maanden vanaf de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit-wet zoveel regelgevende bepalingen goedkeuren als nodig kunnen zijn voor de ontwikkeling en de uitvoering, binnen het kader van hun bevoegdheden, van de bepalingen van artikel 33 van wet 24/2013, van 26 december.

In overeenstemming met het bovenstaande is op 7 juli 2020 het akkoord van de ministerraad goedgekeurd waarbij toestemming wordt verleend voor de dringende administratieve behandeling, bedoeld in artikel 27, lid 1, onder b), van Wet 50/1997, van 27 november, van de regering, van het ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de procedure en de algemene criteria voor toegang tot en aansluiting op de netwerken voor elektriciteitstransmissie en -distributie.


XII


Bij de opstelling van deze verordening is rekening gehouden met de beginselen van goede regelgeving als bedoeld in artikel 129, lid 1, van Wet 39/2015, van 1 oktober, betreffende de gemeenschappelijke administratieve procedure van overheidsdiensten.

Zij is met name in overeenstemming met de beginselen van noodzakelijkheid en doeltreffendheid, aangezien de goedkeuring ervan is voorzien in wet 24/2013, van 26 december, waarin is bepaald dat de specifieke aspecten van de toegang tot en de aansluiting op de netwerken die in het voorwerp van deze verordening zijn geïdentificeerd, moeten worden goedgekeurd bij koninklijk besluit van de regering, waarbij de goedkeuring van dit koninklijk besluit een noodzakelijke voorwaarde is voor de inwerkingtreding van artikel 33 van voornoemde wet.

Evenzo eerbiedigt zij het evenredigheidsbeginsel door de reglementaire ontwikkeling van de aspecten die op het gebied van toegang en aansluiting aan de regering zijn toevertrouwd, krachtens artikel 33 van wet 24/2013 van 26 december uit te voeren.

Ook wordt ervan uitgegaan dat aan het rechtszekerheidsbeginsel is voldaan, aangezien de verordening in overeenstemming is met de rest van het rechtsstelsel en met het recht van de Unie. Bovendien zal de goedkeuring van dit koninklijk besluit de toepassing mogelijk maken van artikel 33 van wet 24/2013, van 26 december, en, daarmee, de volledige toepassing van het regelgevend kader inzake toegang en aansluiting dat door voornoemde wet is goedgekeurd, in plaats van het overgangskader dat momenteel wordt toegepast.

De verordening is in overeenstemming met het transparantiebeginsel, aangezien het project aan een openbare hoorzitting is onderworpen en de nagestreefde doelstellingen in de preambule en in het verslag worden beschreven.

Ten slotte is aan het doeltreffendheidsbeginsel voldaan voor zover het geen onnodige of bijkomende administratieve lasten meebrengt.

Overeenkomstig artikel 26, lid 6, van voornoemde wet 50/1997 van 27 november is dit koninklijk besluit onderworpen aan een openbare informatie- en hoorzittingprocedure door middel van publicatie op de website van het ministerie voor Ecologische Transitie en Demografische Uitdaging. Daarnaast heeft het hoorproces ook plaatsgevonden door middel van overleg met de vertegenwoordigers van de Adviesraad Elektriciteit van de Nationale Commissie voor Markten en Mededinging, overeenkomstig de bepalingen van de tiende overgangsbepaling van wet 3/2013, van 4 juni, betreffende de oprichting van de Nationale Commissie voor Markten en Mededinging. De Autonome Gemeenschappen en de steden Ceuta en Melilla hebben deelgenomen aan de hoorzitting via de genoemde Elektriciteitsadviesraad, waarin zij vertegenwoordigd zijn.

Zoals bepaald in artikel 5.2.a) van wet 3/2013, van 4 juni, zijn de bepalingen van dit koninklijk besluit geïnformeerd door de Nationale Commissie voor Markten en Mededinging in haar verslag "Akkoord houdende een verslag over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de toegang tot en de aansluiting op de elektriciteitstransmissie- en -distributienetten" (IPN/CNMC/022/20), dat werd goedgekeurd door de Raad in plenaire zitting, van 2 september 2020.

Dit koninklijk besluit wordt uitgevaardigd krachtens de bepalingen van artikel 149.1.13.ª en 25.ª van de Spaanse grondwet, waarin aan de Staat de exclusieve bevoegdheid wordt toegekend om de grondslagen en de coördinatie van de algemene planning van de economische activiteit, respectievelijk de grondslagen van het mijnbouw- en energieregime, vast te stellen.

Op voorstel van de vierde viceminister-president van de regering en minister van Ecologische Transitie en Demografische Uitdaging, met de voorafgaande goedkeuring van de minister van Territoriaal Beleid en Overheidsfunctie, in overleg met de Raad van State, en na beraadslaging in de ministerraad van 29 december 2020,


BEVESTIGD:


HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1. Doel.

Dit koninklijk besluit heeft tot doel de criteria en de procedure vast te stellen die van toepassing zijn op de aanvraag en het verkrijgen van vergunningen voor toegang tot en aansluiting op een netpunt, door producenten, transporteurs, distributeurs, verbruikers en eigenaars van opslaginstallaties, in uitwerking van de bepalingen van artikel 33 van wet 24/2013, van 26 december, betreffende de elektriciteitssector.

Artikel 2. Definities.

Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt verstaan onder:

a) Recht van toegang: het recht om het net te gebruiken onder wettelijk of bestuursrechtelijk vastgestelde voorwaarden.

b) Recht van aansluiting op een punt van het net: het recht van een partij om zich onder bepaalde voorwaarden elektrisch aan te sluiten op een bepaald punt van het bestaande of geplande transmissienet op bindende basis of op het bestaande distributienet of dat is opgenomen in de door de Algemene Staatsadministratie goedgekeurde investeringsplannen.

c) Toegangsvergunning: vergunning die wordt verleend voor het gebruik van het net waarop een installatie voor de productie, de opslag voor latere injectie in het net, het verbruik, de distributie of de transmissie van elektriciteit is aangesloten. De toegangsvergunning wordt afgegeven door de netbeheerder.

e) Knooppunt: elektrisch punt waar drie of meer elektrische leidingen of transformatoren met hetzelfde spanningsniveau samenkomen. Als elektrisch knooppunt wordt ook beschouwd het punt waar, na het openen van het circuit om een nieuw subject aan te sluiten, drie of meer elektrische leidingen of transformatoren uiteindelijk samenkomen.

f) Positie: elk van de punten die de fysieke verbinding van elektrische leidingen, transformatoren of regelelementen voor actief of reactief vermogen in een knooppunt mogelijk maken, voorzien van hun overeenkomstige uitschakel- en beveiligingselementen.

g) eigenaar van een stroomopwaarts net ten opzichte van een ander net: datgene wat met het net van laatstgenoemde is verbonden door middel van elementen die zich op hogere of gelijke spanningsniveaus bevinden, voor zover dit element zich vóór de gebruikelijke voortgang in de richting van de elektrische stroom bevindt. In dit verband wordt onder de gebruikelijke stroomrichting verstaan, die welke de levering aan verbruikers van lagere spanning vanuit hogere of gelijke spanningsniveaus mogelijk maakt.

h) Upstream-netbeheerder, ten opzichte van een ander: degene die belast is met het beheer van het net dat met het net van laatstgenoemde verbonden is door middel van elementen die zich op hogere of gelijke spanningsniveaus bevinden, op voorwaarde dat dit element zich stroomopwaarts van de gebruikelijke stroom in de richting van de elektrische stroom bevindt. Voor dit doel wordt onder de gebruikelijke stroomrichting verstaan, die welke het mogelijk maakt om stroom te leveren aan verbruikers met een lagere spanning vanaf hogere of gelijke spanningsniveaus.

i) Installatie voor elektriciteitsopwekking: een installatie die bestaat uit een of meer modules voor elektriciteitsopwekking en, in voorkomend geval, een of meer installaties voor energieopslag die energie in het net injecteren, en die alle via dezelfde positie op een punt van het net zijn aangesloten.

j) Elektriciteitsproductiemodule: een synchrone elektriciteitsproductiemodule of een elektriciteitsparkmodule overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende de vereisten voor de aansluiting op het elektriciteitsnet van opwekkers, en met de verordeningen die zijn goedgekeurd voor de ontwikkeling en de uitvoering van die verordening.

k) Toegangscapaciteit: het maximale actieve vermogen dat door een elektriciteitsproductiefaciliteit in het net mag worden geïnjecteerd of door een vraagfaciliteit van het net mag worden geabsorbeerd in overeenstemming met wat in de toegangsvergunning en in het technische toegangscontract is bepaald.

l) Netaansluiting: een procedure voor de fysieke verbinding van installaties voor elektriciteitsproductie, -distributie, -transmissie, -opslag of -verbruik met een punt van het transmissie- of, in voorkomend geval, het distributienet, waarbij de exploitant van deze installaties een toegangs- en aansluitingsvergunning heeft gekregen. Na voltooiing van deze werkzaamheden zijn de installaties gereed om onder spanning te worden gezet of te worden aangesloten, zodra alle wettelijk vereiste vergunningen en toestemmingen zijn verkregen.

m) Geïnstalleerd vermogen van een productie-installatie: dat gedefinieerd in artikel 3 en, in voorkomend geval, in de elfde aanvullende bepaling, van koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni, dat de activiteit van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en afval regelt.

n) Geïnstalleerd vermogen van een verbruiksinstallatie: het verwachte maximumvermogen waarmee bij het ontwerp van de verbruiksinstallatie rekening is gehouden en dat moet worden vermeld in het desbetreffende certificaat van elektrische installatie (CIE).

Artikel 3. Toepassingsgebied.

1. Dit koninklijk besluit is van toepassing op de partijen die betrokken zijn bij de aanvraag en de toekenning van vergunningen voor toegang tot en aansluiting op de transmissie- en distributienetten voor elektriciteit, te weten:

a) Aanvragers van een vergunning voor toegang tot en aansluiting op een punt van het elektriciteitstransportnet of, in voorkomend geval, van het distributienet, die zijn: ontwikkelaars en eigenaars van elektriciteitsopwekkingsinstallaties, distributie-installaties, transportinstallaties, opslaginstallaties, en verbruikers.

b) De eigenaars van elektriciteitsdistributie- of transmissienetten.

c) De netbeheerder en beheerder van het transmissienet en de beheerders van de distributienetten.

2. Dit koninklijk besluit is niet van toepassing op opslaginstallaties in de elektriciteitssystemen van de niet-perifere gebieden die eigendom zijn van de netbeheerder, overeenkomstig de bepalingen van wet 17/2013, van 29 oktober, voor de garantie van de voorziening en de versterking van de concurrentie in de elektriciteitssystemen van de eilanden en de niet-perifere gebieden.

Zij is evenmin van toepassing op opslaginstallaties wanneer zij volledig geïntegreerde onderdelen van het transmissienet zijn, in toepassing van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU, noch wanneer zij nooit energie injecteren in de transmissie- of distributienetten.

Zij is evenmin van toepassing op gevallen waarin een netwerkeigenaar toegang moet krijgen tot netwerken die zijn eigendom zijn.

HOOFDSTUK II

Algemene aspecten van de procedure voor toegang tot en aansluiting op het systeem Artikel 4. Verplichting om vergunningen te verkrijgen voor toegang tot en aansluiting op een punt op het net. 1. De in artikel 3, lid 1, onder a), bedoelde partijen die hun nieuwe installaties op het transmissie- of distributienet wensen aan te sluiten, moeten vooraf vergunningen voor toegang tot en aansluiting op het net verkrijgen.

2. De bepalingen van het vorige lid worden verstaan onverminderd de vrijstellingen die eventueel van toepassing zijn, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 van dit koninklijk besluit.

Artikel 5. Algemene criteria voor de behandeling van toegangs- en aansluitingsvergunningen. 1. Voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen moet een aanvraag voor toegang tot en aansluiting op het transmissie- of het distributienet, naar gelang van het geval, worden ingediend bij de betrokken netbeheerder.

2. De behandeling van aanvragen voor toegangs- en aansluitingsvergunningen geschiedt gezamenlijk in één enkele procedure. In deze procedure treedt de netbeheerder waarvoor de vergunningen worden aangevraagd, op als enig aanspreekpunt voor de aanvrager of de natuurlijke of rechtspersoon die de aanvrager vertegenwoordigt.

3. Transmissie- en distributienetbeheerders beschikken over webplatforms voor het beheer van aanvragen voor toegang en aansluiting, de verwerking en informatie over de status van aanvragen, waar aanvragers de status van de verwerking van hun aanvragen kunnen raadplegen.

4. Evenzo moeten de in het vorige punt bedoelde platforms het mogelijk maken de bestaande toegangscapaciteit op elk knooppunt te kennen, overeenkomstig de criteria die de Nationale Commissie voor markten en mededinging in haar circulaire heeft vastgesteld.

5. Met het oog op de verwerking van de toegangs- en aansluitingsprocedures wordt rekening gehouden met het volgende:

a) Aanvragen en eventuele correcties daarop, mededelingen door de systeembeheerder in zijn hoedanigheid van enig contactpunt, en in het algemeen elke stap in de verwerking waarbij een mededeling of kennisgeving door de aanvrager of de systeembeheerder vereist is, geschieden langs elektronische weg. Het voorgaande is niet van toepassing wanneer de verzoekers natuurlijke personen zijn; in dat geval mogen andere communicatie- of kennisgevingsmiddelen worden gebruikt, mits deze een registratie van de indiening en van de datum waarop deze heeft plaatsgevonden, mogelijk maken.

b) Er worden elektronische middelen beschikbaar gesteld om te zorgen voor de traceerbaarheid van de mededelingen en kennisgevingen van aanvragers en systeembeheerders en om van aanvragers van toegangs- en aansluitingsvergunningen ontvangstbewijzen te verkrijgen waaruit blijkt dat zij deze hebben verzonden, met vermelding van de datum en het tijdstip van indiening.

c) Er moeten elektronische middelen beschikbaar zijn voor een betrouwbare registratie van de mededelingen en kennisgevingen van de systeembeheerders.

Artikel 6. Algemene criteria voor de procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen.

1. De procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen moet in het algemeen in overeenstemming zijn met de bepalingen van hoofdstuk III.

2. Aanvragen voor toegangs- en aansluitingsvergunningen voor installaties voor elektriciteitsproductie worden ingediend voor die installatie, d.w.z. voor het geheel van elektriciteitsproductie- en/of opslagmodules die er deel van uitmaken, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.

3. Voor de toepassing van de bepalingen van dit koninklijk besluit worden aanvragen voor toegang tot en aansluiting op het transmissie- of distributienet van opslaginstallaties die energie kunnen afgeven aan het transmissie- en distributienet, gelijkgesteld met aanvragen voor toegang tot installaties voor de productie van elektriciteit.

Het voorgaande doet geen afbreuk aan de technische toegangscriteria die voor dit type faciliteit in aanmerking moeten worden genomen als gevolg van het feit dat het een faciliteit betreft die zich op bepaalde momenten gedraagt als een vraagfaciliteit.

4. De aanvang van een procedure voor toegang en aansluiting op het elektriciteitsnet, in het geval van installaties voor de productie van elektriciteit, is afhankelijk van de voorlegging aan de instantie die bevoegd is voor het verlenen van de vergunning voor de installatie, van een kopie van het ontvangstbewijs waaruit blijkt dat de in artikel 23 van dit koninklijk besluit bedoelde financiële zekerheid is gesteld en dat deze naar behoren is gevormd, overeenkomstig de bepalingen van voornoemd artikel. De vorm van de erkenning van de toereikende samenstelling van de zekerheid is die welke is aangegeven in artikel 23.

5. In elk geval wordt de inleiding van een procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen afhankelijk gesteld van de betaling door de houder van de installatie van de bedragen voor toegangs- en aansluitingsstudies die zijn vastgesteld bij de respectieve ministeriële besluiten bedoeld in artikel 27 van koninklijk besluit 1047/2013, van 27 december, dat de methodologie vaststelt voor de berekening van de vergoeding van de activiteit elektriciteitstransmissie, en artikel 30 van koninklijk besluit 1048/2013, van 27 december, naargelang het geval.

6. Aanvragen voor toegangs- en aansluitingsvergunningen kunnen alleen worden ingediend:

a) Wat het transmissienet betreft, op bestaande onderstations of onderstations die deel uitmaken van het vigerende plan voor de ontwikkeling van het transmissienet, en, daarbinnen, op bestaande of geplande posities. Daartoe wordt rekening gehouden met extra posities, naast die welke uitdrukkelijk in de planning van het transmissienet zijn opgenomen en die als gepland kunnen worden beschouwd, overeenkomstig de criteria en vereisten die daartoe zijn vastgesteld in het koninklijk besluit dat, in voorkomend geval, is goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van afdeling drie van de eerste overgangsbepaling van koninklijk besluit-wet 23/2020 van 23 juni.

b) wat het distributienet betreft, in de bestaande installaties of in die welke zijn opgenomen in de door de Algemene Staatsadministratie goedgekeurde investeringsplannen van de distributiebedrijven.

7. In het geval van warmtekrachtkoppeling of eigen verbruik waarbij de installaties voor elektriciteitsproductie aansluitingsinfrastructuur delen met een verbruiker, en waarbij de aanvrager van de toegangs- en aansluitingsvergunning een andere is dan de houder van het leveringscontract, zal het een essentiële voorwaarde voor het inleiden van een toegangs- en aansluitingsprocedure zijn dat de aanvraag vergezeld gaat van een door beide partijen ondertekende overeenkomst waarin wordt verklaard dat de houder van het leveringscontract ermee instemt.

8. Overeenkomstig de bepalingen van afdeling 12 van artikel 33 van wet 24/2013, van 26 december, kunnen aanvragen voor toegangsvergunningen worden ingediend voor hybride installaties die verschillende technologieën omvatten, op voorwaarde dat ten minste één daarvan gebruik maakt van een hernieuwbare primaire energiebron of opslagfaciliteiten bevat.

Artikel 7. Algemene criteria voor het verlenen van toegangs- en aansluitvergunningen.

1. Het algemene criterium voor het bestellen van de toegangs- en aansluitingsvergunningen is de voorrang in de tijd, behalve in de gevallen voorzien in artikel 18 en artikel 27 van dit koninklijk besluit.

2. Voor de bepaling van de voorrang in de tijd is de in aanmerking te nemen datum de datum waarop het verzoek in behandeling is genomen, dat wil zeggen de datum en het tijdstip waarop het verzoek om verlening van de toegangs- en aansluitvergunning bij de betrokken netbeheerder is ingediend.

Indien deze aanvraag moet worden gecorrigeerd, geldt als datum van toelating voor de behandeling en derhalve als datum die in aanmerking moet worden genomen voor de vaststelling van de voorrang in de tijd, de datum en het tijdstip waarop alle vereiste documenten en gegevens correct zijn ingediend. Daartoe neemt de systeembeheerder de volgorde van binnenkomst van de verzoeken om rectificatie in acht.

3. In het geval van installaties voor elektriciteitsopwekking wordt, indien bij toepassing van bovengenoemde criteria de datum en het tijdstip van toelating van twee aanvragen dezelfde zijn, de voorrang in de tijd vastgesteld op basis van de tijd die is verstreken sedert een afschrift van het ontvangstbewijs waaruit blijkt dat de in artikel 23 bedoelde financiële zekerheden naar behoren zijn gesteld, is toegezonden aan de administratie die belast is met het verlenen van de vergunning voor de installatie.

Ingeval eenzelfde gemeenschappelijke aanvraag verscheidene installaties voor elektriciteitsproductie op hetzelfde knooppunt omvat, is de datum van de aanvraag met het oog op de voorrang van de gemeenschappelijke aanvraag de laatste van de data van de kwitanties waarbij de installaties waarop de aanvraag betrekking heeft, zijn erkend.

Artikel 8. Niet-ontvankelijkheid van verzoeken.

1. Aanvragen voor toegangs- en aansluitingsvergunningen mogen door de netbeheerder alleen om de volgende redenen worden afgewezen:

a) geen accreditatie hebben verleend voor de overlegging aan de instantie die voor het verlenen van de vergunning voor de faciliteit verantwoordelijk is, van een afschrift van het ontvangstbewijs waarin wordt bevestigd dat de in artikel 23 bedoelde financiële zekerheid is gesteld en dat de instantie die voor het verlenen van de vergunning voor de faciliteit verantwoordelijk is, heeft geoordeeld dat die zekerheid naar behoren is gesteld, overeenkomstig de bepalingen van genoemd artikel.

b) dat het verlenen van toegang op dat knooppunt is geregeld in een specifieke procedure die door de regering is goedgekeurd krachtens hoofdstuk V van dit koninklijk besluit of de tweeëntwintigste aanvullende bepaling van wet 24/2013, van 26 december.

c) Het niet hebben verstrekt of gecorrigeerd van de informatie die is vereist onder de voorwaarden en binnen de termijnen waarin dit koninklijk besluit voorziet en met de inhoud die is vastgesteld door de Nationale Commissie voor markten en mededinging overeenkomstig de bepalingen van artikel 33, sectie 11, van wet 24/2013, van 26 december.

d) Dat het wordt ingediend in hubs waar de bestaande capaciteit voor toegang die kan worden toegekend, nul is, in overeenstemming met de informatie vermeld in de platforms bedoeld in artikel 5.3 van dit koninklijk besluit. Aanvragen voor de hybridisatie van een installatie voor elektriciteitsproductie overeenkomstig de bepalingen van artikel 27 van dit koninklijk besluit mogen om die reden niet worden afgewezen. In geval van afwijzingen wegens een gebrek aan voor opwekking toe te kennen toegangscapaciteit, sturen de netbeheerders het adres van hun webportalen waar de bestaande capaciteit van de onder hun beheer vallende netten wordt getoond.

2. De netbeheerder stelt de aanvrager van de toegangs- en aansluitingsvergunning in kennis van de niet-aanvaarding van een aanvraag. In de kennisgeving wordt vermeld om welke van de in de vorige afdeling vermelde specifieke redenen de aanvraag is afgewezen.

3. De afwijzing van een verzoek om toegang en aansluiting leidt, in voorkomend geval, tot de terugvordering van de gestelde financiële zekerheden. De garanties worden teruggegeven binnen een termijn van ten hoogste drie maanden nadat de eigenaar van de installatie een afschrift van de kennisgeving van de afwijzing van de aanvraag heeft ingediend bij de instantie die bevoegd is voor de afgifte van de vergunning voor de installatie en om teruggave van de verstrekte garantie heeft verzocht.

Voor aanvragen die op grond van het bepaalde in de eerste alinea, onder d), van dit artikel worden afgewezen, wordt slechts 80% van de totale gestelde zekerheid terugbetaald, waarbij het resterende gedeelte verbeurd wordt verklaard. De aanvrager kan het volledige bedrag van de gestelde zekerheid terugkrijgen indien hij, samen met het verzoek tot teruggave, kan aantonen dat op de dag dat de zekerheid werd gesteld, het webplatform van de desbetreffende netbeheerder om 8.00 uur 's morgens aangaf dat er op dat knooppunt capaciteit beschikbaar was die niet gereserveerd was voor de in artikel 18 bedoelde aanbestedingen.

Artikel 9. Weigering van toegangs- en aansluitingsvergunningen. 1. De redenen voor de weigering van toegangs- en aansluitingsvergunningen zijn die welke door de Nationale Commissie voor markten en mededinging zijn vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van voornoemde sectie 11 van artikel 33 van wet 24/2013, van 26 december.

2. In ieder geval wordt de weigering van de toegangs- en aansluitingsvergunning met redenen omkleed en aan de aanvrager medegedeeld bij de beoordeling van de aanvraag. In het geval van weigeringen wegens gebrek aan toegangscapaciteit voor opwekking, moeten de netbeheerders het adres van hun webportalen meedelen waar de bestaande capaciteit van de netten onder hun beheer wordt getoond.

3. De afwijzing van een verzoek om toegang en aansluiting om redenen die niet direct of indirect aan de aanvrager te wijten zijn, heeft de terugvordering van de gestelde financiële zekerheden tot gevolg binnen een termijn van ten hoogste drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de eigenaar van de installatie een afschrift van de afwijzing van de toegangsvergunning heeft ingediend bij de instantie die bevoegd is voor het verlenen van de vergunning voor de installatie.


HOOFDSTUK III


Algemene procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen.

Artikel 10. inleiding van de procedure.

1. De partijen bedoeld in paragraaf a) van het eerste lid van artikel 2 die een toegangs- en aansluitingsvergunning moeten verkrijgen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van dit koninklijk besluit, dienen bij de beheerder van het net waarop zij wensen aan te sluiten, een aanvraag in voor het verkrijgen van een toegangs- en aansluitingsvergunning. In het geval van toegangs- en aansluitingsvergunningen voor productie-installaties van meer dan 100 kW, moeten aanvragen worden ingediend voor een specifiek knooppunt of lijnstuk in het net.

Dit verzoek moet worden gedaan onder de voorwaarden en met de inhoud die zijn vastgesteld door de Nationale Commissie voor markten en mededinging, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december.

2. De netbeheerder beschikt over een termijn van ten hoogste twintig dagen na ontvangst van het verzoek om, indien hij zulks nodig acht, het verzoek te rectificeren of, in voorkomend geval, kennis te geven van de verwerping ervan. De eigenaar van het netwerk dient dergelijke verzoeken om rectificatie via de desbetreffende netwerkbeheerder in.

3. Indien het verzoek tot verbetering van het verzoek niet binnen de in de vorige alinea genoemde termijn is ingediend, wordt het verzoek geacht voor behandeling te zijn ingewilligd, tenzij de afwijzing is ingegeven door een van de in artikel 8, eerste alinea, onder a) en b), genoemde redenen.

4. In het verzoek om correctie worden alle in het verzoek geconstateerde tekortkomingen of fouten ondubbelzinnig vermeld. In geen geval kan het verzoek om rectificatie de verstrekking vereisen van aanvullende inhoud die niet vereist is, in overeenstemming met de bepalingen van de eerste alinea van dit artikel. Evenzo volgt zij hetgeen door de Nationale Commissie voor markten en mededinging wordt bepaald overeenkomstig het bepaalde in afdeling een van dit artikel.

De systeembeheerder kan maximaal twee verzoeken om correctie doen bij dezelfde aanvraag.

5. De aanvrager beschikt over twintig dagen, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het verzoek om correctie, om de in dat verzoek genoemde informatie te verstrekken. Bij gebreke van een antwoord binnen deze termijn of in de termen of omvang als aangegeven in het verzoek, wordt het verzoek als niet-ontvankelijk afgewezen.

6. Zodra de vergunninghouder van de installatie op de verzoeken om correctie heeft geantwoord, beschikt de systeembeheerder over een termijn van ten hoogste twintig dagen om de aanvaarding of de afwijzing van het verzoek mee te delen. Indien deze kennisgeving niet binnen de genoemde termijn wordt gedaan, wordt het verzoek geacht voor verwerking te zijn ingewilligd.


Artikel 11. Evaluatie van het verzoek om toegang en aansluiting.


1. Zodra het verzoek is toegelaten voor behandeling, beoordeelt de netbeheerder waar toegang is gevraagd het bestaan van toegangscapaciteit, volgens de criteria die daartoe zijn vastgesteld door de Nationale Commissie voor markten en mededinging, overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december.

De eigenaar van het net waarvoor de aansluitingsvergunning wordt aangevraagd, beoordeelt van zijn kant het al dan niet bestaan van de haalbaarheid van de aansluiting, op het aangevraagde punt indien dit overeenstemt, volgens de criteria die zijn vastgesteld door de Nationale Commissie voor Markten en Mededinging, overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december.

2. Wanneer de verlening van een toegangsvergunning op een punt van het netwerk van invloed kan zijn op het transmissienetwerk of, in voorkomend geval, het upstreamdistributienetwerk, verzoekt de netwerkbeheerder van het netwerk waarvoor de toegangsvergunning is aangevraagd, de upstreamnetwerkbeheerder om een aanvaardbaarheidsverslag over dergelijke mogelijke effecten en de daaruit voortvloeiende beperkingen.

3. Om te bepalen of een aanvaardbaarheidsverslag van de upstreamsysteembeheerder nodig is, wordt rekening gehouden met de door de nationale commissie voor markten en mededinging vastgestelde criteria voor het bepalen van de invloed van een netwerk op een ander netwerk dan het netwerk waarvoor de toegangsvergunning is aangevraagd.

4. Wanneer overeenkomstig de bepalingen van de vorige afdeling een verslag over de aanvaardbaarheid vereist is, vraagt de exploitant van het systeem waar toegang wordt gevraagd dit verslag bij de exploitant van het upstream-systeem op binnen ten hoogste tien dagen na de datum waarop het verzoek voor verwerking is aanvaard. De maximumtermijn waarbinnen de upstreamsysteembeheerder het verslag over de aanvaardbaarheid aan de verzoekende systeembeheerder moet toezenden, is dezelfde als die welke zou gelden voor het toezenden van een voorafgaand voorstel, overeenkomstig artikel 13, waarbij de spanning van het aansluitpunt wordt genomen als het spanningsniveau van het grenspunt tussen de verzoekende systeembeheerder en de upstreamsysteembeheerder.
Deze raadpleging kan worden uitgebreid tot opeenvolgende upstream-systeembeheerders, indien de toegang volgens de vastgestelde criteria op hen van invloed zou kunnen zijn; in dit geval gelden voor deze beheerders dezelfde termijnen voor het aanvragen van het aanvaardbaarheidsverslag bij de upstream-systeembeheerder en voor de indiening van het overeenkomstige verslag bij de verzoekende systeembeheerder.

In ieder geval moet de upstream-systeembeheerder bij de afgifte van zijn aanvaardbaarheidsverslag de tijdsprioriteit van de door hem ontvangen rapporteringsverzoeken in acht nemen.

5. De stroomopwaartse netbeheerders aan wie het overleg moet worden overgedragen, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, mogen geen aanvullende informatie eisen naast de informatie die nodig is om het verzoek in te leiden, overeenkomstig de bepalingen van de circulaire die moet worden goedgekeurd door de Nationale Commissie voor Markten en Mededinging, overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december, tenzij deze een specifieke differentiatie vaststelt van de documentatie die moet worden ingediend in geval van het eisen van een aanvaardbaarheidsverslag.

6. Zodra de beoordeling is uitgevoerd, stelt de netwerkbeheerder de aanvrager in kennis van het resultaat van de analyse van zijn aanvraag, die kan resulteren in:
a) Aanvaarding van de aanvraag, wanneer er toegangscapaciteit is, hetzij rechtstreeks, hetzij door versterking van het bestaande net, en wanneer de aansluiting haalbaar is. In dat geval stelt de netbeheerder de aanvrager in kennis van het voorafgaande voorstel, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12.

b) Weigering van de aanvraag, wanneer de weigeringsgronden vermeld in artikel 9 van dit koninklijk besluit vervuld zijn, in welk geval kennisgeving van deze omstandigheid wordt gedaan, en de toegangs- en aansluitingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid.

7. In het geval van elektriciteitsopwekkingsinstallaties kan de netbeheerder het verzoek gedeeltelijk inwilligen wanneer er weliswaar toegangscapaciteit bestaat, maar deze minder bedraagt dan de gevraagde capaciteit. In dit geval zijn de bepalingen van punt a) van het vorige punt van toepassing op de gedeeltelijke toegangscapaciteit die volgens de netbeheerder kan worden aanvaard, en zijn de bepalingen van punt b) van toepassing op de toegangscapaciteit die moet worden geweigerd.

Artikel 12. Voorafgaand voorstel.
1. Indien uit de beoordeling van het verzoek blijkt dat er toegangscapaciteit bestaat en dat aansluiting haalbaar is, stelt de netbeheerder de aanvrager in kennis van zijn voorstel. De inhoud van dit voorstel wordt vastgesteld door de Nationale Commissie voor markten en mededinging, en omvat ten minste het volgende

(a) De voorgestelde toegangscapaciteit.

b) De technische parameters die het aansluitpunt technisch karakteriseren, waaronder ten minste spanning en plaats.

c) Het maximale ontwerp-kortsluitvermogen, voor de berekening van de beveiligingsschakelaars, en het minimale kortsluitvermogen, voor de berekening van de toegestane spanningsvariaties op het aansluitpunt.

d) De situaties waarin, overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.2 van wet 24/2013, van 26 december, het recht van toegang van de betrokkene tot het voorgestelde aansluitpunt tijdelijk kan worden beperkt, met name die welke, in voorkomend geval, kunnen voortvloeien uit de exploitatievoorwaarden of de behoeften inzake onderhoud en ontwikkeling van het net.

e) De technische voorwaarden en vereisten van de evacuatie- of inkomende verbindingslijnen naar het onderstation waarop het is aangesloten.

f) Technische specificaties van de werkzaamheden die nodig zijn voor de aansluiting op het net.

2. Bovendien moet, in het geval van installaties voor elektriciteitsopwekking, de in het vorige punt bedoelde documentatie vergezeld gaan van informatie over andere installaties voor elektriciteitsopwekking met toegang die op hetzelfde knooppunt of dezelfde positie is verleend, wanneer de voorafgaande overeenkomst met de eigenaars van de genoemde installaties voor het gezamenlijk gebruik van evacuatiefaciliteiten als voorwaarde kan stellen dat de toegang tot het net van kracht wordt.

3. Met uitzondering van de termijnen, waarop artikel 13 van toepassing is, moeten de door de netbeheerder overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid op te stellen technische specificaties voor de aansluiting, naar gelang van het geval, voldoen aan de volgende bepalingen:

a) Wat de verbruikers betreft, aan de bepalingen van de hoofdstukken VI en VII van koninklijk besluit 1048/2013, van 27 december, dat de methodologie vaststelt voor de berekening van de vergoeding van de activiteit van elektriciteitsdistributie.

b) in het geval van installaties voor de productie van elektriciteit, met inbegrip van zelfverbruikers aan de productiezijde, aan de bepalingen van artikel 6 van Koninklijk Besluit 1699/2011, van 18 november, dat de aansluiting op het net regelt van kleine installaties voor de productie van elektrische energie, of in de dertiende aanvullende bepaling van Koninklijk Besluit 1955/2000, van 1 december, dat de activiteiten regelt van het vervoer, de distributie, de commercialisering, de levering en de vergunningsprocedures voor installaties voor de productie van elektrische energie, al naargelang het geval.

4. In het geval van installaties voor elektriciteitsproductie en -verbruik gaan de in de eerste alinea bedoelde technische voorwaarden vergezeld van een gedetailleerde financiële begroting die door de netbeheerder wordt opgesteld voor de naleving van de technische voorwaarden en voor de uitvoering van alle nodige maatregelen om de materiële verbinding tot stand te brengen.

5. Met uitzondering van de termijnen, die worden geregeld in artikel 13, moet de door de netbeheerder overeenkomstig de bepalingen van de vorige afdeling in te dienen financiële begroting voldoen aan de volgende bepalingen, die in elk afzonderlijk geval van toepassing zijn:

a) In het geval van consumenten, aan de bepalingen van de hoofdstukken VI en VII van koninklijk besluit 1048/2013, van 27 december.

b) in het geval van elektriciteitsopwekkingsinstallaties, met inbegrip van zelfverbruikers aan de opwekkingszijde, aan de bepalingen van artikel 6 van Koninklijk Besluit 1699/2011, van 18 november, dat de aansluiting op het net regelt van elektriciteitsopwekkingsinstallaties met een klein vermogen, of in de dertiende aanvullende bepaling van Koninklijk Besluit 1955/2000, van 1 december, dat de activiteiten regelt van transport, distributie, commercialisering, levering en vergunningsprocedures voor elektriciteitsinstallaties, naargelang het geval.

c) De economische criteria die zijn vastgesteld door de Nationale Commissie voor markten en mededinging, overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december.

6. De door de eigenaar van het net overeenkomstig de bepalingen van het vorige punt opgestelde economische begroting wordt door de netbeheerder ter kennis van de aanvrager gebracht, samen met de in het eerste punt bedoelde technische voorwaarden.

7. Tenzij de aanvrager hier uitdrukkelijk om verzoekt, omvat de financiële begroting niet de installaties die de eigenaar van het net overeenkomstig de geldende regelgeving niet verplicht is te ontwikkelen. Het uitdrukkelijke verzoek van de aanvrager wordt gedaan bij de indiening van het verzoek tot inleiding van de toegangs- en aansluitingsprocedure of, indien de aanvrager de situatie moet rechtzetten, bij de toezending van de informatie die wordt gebruikt om aan de eis tot rechtzetting te voldoen.

8. Wanneer nieuwe installaties in het transmissie- of distributienet nodig zijn, wordt bij de berekening van het budget rekening gehouden met zowel de bouwkosten als de overige kosten die nodig zijn voor de aansluiting van de installaties waarop het verzoek om toegang en aansluiting betrekking heeft.

9. In het geval van elektriciteitsopwekkingsinstallaties omvat de kennisgeving van de netbeheerder, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, de categorie die overeenstemt met de toewijzing aan elk van de elektriciteitsopwekkingsmodules waaruit de installatie bestaat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van Verordening (EU) 2016/631, van 14 april, en koninklijk besluit 647/2020, van 7 juli.

Artikel 13. Termijnen voor de indiening van het voorlopige voorstel.
1. In het algemeen bedraagt de maximumtermijn waarbinnen de netbeheerder het resultaat van de analyse van zijn aanvraag, vergezeld van de technische en economische voorwaarden, aan de aanvrager moet meedelen, de volgende

a) Voor installaties waarvan het punt van aansluiting op het distributienet onder een spanning van minder dan 1 kV ligt:

1) Wanneer een levering tot 15 kW wordt gevraagd waarbij het niet nodig is nieuwe netuitbreidingsinstallaties uit te voeren: vijf dagen.

2) In alle andere gevallen: vijftien dagen.

b) Voor installaties die een verbindingspunt met het distributienet hebben met een spanning gelijk aan of hoger dan 1 kV en lager dan 36 kV: dertig dagen.

c) Voor installaties met een aansluitpunt op het distributienet op een spanning van 36 kV of meer: veertig dagen.

d) Voor installaties met een aansluitpunt op het transmissienet: zestig dagen.

Voornoemde termijnen worden berekend vanaf de datum waarop de aanvraag wordt geacht voor behandeling te zijn aanvaard.

2. Voor installaties waarvoor de analyse van hun aanvraag voor toegangs- en aansluitingsvergunningen, overeenkomstig de bepalingen van dit koninklijk besluit, een aanvaardbaarheidsverslag van de stroomopwaartse netbeheerder vereist, worden de in dit artikel vastgestelde maximumtermijnen verhoogd met de termijn die is vastgesteld voor de indiening van het overeenkomstige aanvaardbaarheidsverslag.

Artikel 14. Aanvaarding van het voorstel.
1. Zodra het voorstel voor het aansluitpunt en de technische en economische voorwaarden zijn ontvangen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, deelt de aanvrager de netbeheerder binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen mee of hij het voorstel aanvaardt of niet.

2. Indien de aanvrager zijn antwoord niet binnen de in het vorige lid gestelde termijn aan de systeembeheerder heeft toegezonden, wordt dit beschouwd als een niet-aanvaarding van het voorgestelde punt of de voorgestelde oplossing.

3. Indien de aanvrager het niet eens is met de technische of economische oplossing, of met beide, kan hij binnen de in het eerste punt genoemde termijn de systeembeheerder op de hoogte stellen en verzoeken om een herziening van specifieke aspecten van de technische of economische omstandigheden op het aansluitpunt dat wordt geanalyseerd, en moet hij binnen een termijn van ten hoogste tien dagen voldoen aan eventuele aanvullende documentatie-eisen van de systeembeheerder. Indien niet binnen de genoemde termijn aan de eis wordt voldaan, wordt dit beschouwd als niet-aanvaarding van het voorgestelde punt of van de voorgestelde oplossing.

4. De netbeheerder reageert binnen ten hoogste vijftien dagen op het verzoek om herziening. Voor deze doeleinden wordt de termijn geacht aan te vangen nadat is voldaan aan het eventuele verzoek om aanvullende informatie dat de systeembeheerder overeenkomstig de bepalingen van het vorige punt heeft gedaan.

5. Na ontvangst van het antwoord van de netbeheerder op het verzoek om toetsing, antwoordt de aanvrager binnen dezelfde termijn als bepaald in de eerste alinea met zijn aanvaarding. Indien niet binnen de gestelde termijn wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een niet-aanvaarding van het voorgestelde punt of de voorgestelde oplossing.

6. De niet-aanvaarding door de aanvrager binnen de in dit artikel vermelde termijnen leidt tot de verwerping van de aanvraag van de toegangs- en aansluitingsvergunningen en tot de teruggave van de neergelegde financiële waarborg, overeenkomstig de bepalingen van artikel 23 van dit koninklijk besluit.

7. In de gevallen waarin de financiële begroting, overeenkomstig de bepalingen van dit koninklijk besluit, het gedeelte van de installaties omvat dat de neteigenaar niet verplicht is uit te voeren, houdt de aanvaarding van het financiële voorstel in geen geval in dat de aanvrager aanvaardt dat het de neteigenaar is die de bedoelde installaties moet uitvoeren. Deze aanvaarding geschiedt uitdrukkelijk overeenkomstig de termijnen en modaliteiten die terzake zijn bepaald in de voorschriften bedoeld in artikel 12.5, a) en b), van dit koninklijk besluit.

8. De herziening van een eerder voorstel, in overeenstemming met de bepalingen van lid drie van dit artikel, schorst de termijnen van de procedures met betrekking tot andere verzoeken om toegang en aansluiting wanneer deze procedures door het resultaat van de herziening kunnen worden beïnvloed. De opschorting eindigt wanneer de aanvrager besluit het voorgestelde herzieningsonderzoek al dan niet te aanvaarden of, indien de aanvrager niet uitdrukkelijk besluit, wanneer de in lid 5 vastgestelde termijn verstrijkt.

9. In het geval van productie- of vraagfaciliteiten op spanningspunten gelijk aan of lager dan 36 kV, wordt het voorstel pas als aanvaard beschouwd wanneer de aanvrager vooraf een betalingsovereenkomst heeft ondertekend voor de door de eigenaar van het net aan te leggen infrastructuur, in overeenstemming met de geldende voorschriften.

Artikel 15. Afgifte van toegangs- en aansluitingsvergunningen.
1. Zodra de aanvrager het aansluitpunt, de technische voorwaarden voor toegang en aansluiting, en de economische voorwaarden voor aansluiting heeft aanvaard, verlenen de netbeheerder en de eigenaar van het net respectievelijk de bijbehorende toegangs- en aansluitingsvergunningen.

2. De netbeheerder stelt de belanghebbende in kennis van de afgegeven toegangs- en aansluitingsvergunningen binnen een termijn van ten hoogste twintig dagen na de datum waarop de netbeheerder in kennis is gesteld van de aanvaarding door de aanvrager of, in voorkomend geval, na de datum waarop de in artikel negen van het voorgaande artikel bedoelde betalingsovereenkomst is ondertekend.

3. De toegangs- en aansluitingsvergunningen bevatten alle gegevens die de Nationale Commissie voor markten en mededinging bepaalt in toepassing van de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december.

4. De distributienetbeheerders met aansluiting op het transmissienet informeren de netbeheerder over de afwikkeling van de procedures voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen voor de installaties die onder het toepassingsgebied van dit koninklijk besluit vallen, overeenkomstig het mechanisme, de ondersteuning en het formaat bepaald door de netbeheerder.

In het geval van verbruiksfaciliteiten is de bovengenoemde verplichting beperkt tot faciliteiten die zijn aangesloten op een spanningsniveau waarop rechtstreekse transformatie naar het transmissienet bestaat of gepland is, en waarvan het vermogen dat met de uitbreidingsrechten gepaard gaat, gelijk is aan of groter is dan 20 MW. Aan deze verplichtingen wordt geacht te zijn voldaan wanneer de netbeheerder en de transmissiesysteembeheerder krachtens de bepalingen van afdeling vijf van dit artikel in kennis moeten worden gesteld van de afwikkeling van een toegangs- en aansluitingsprocedure.

5. Indien de procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen een aanvaardbaarheidsverslag vereist, stelt de upstreamsysteembeheerder de upstreamsysteembeheerder in kennis van het resultaat van de relevante procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen. De upstreamsysteemexploitant informeert zijnerzijds de upstreamsysteemexploitant die, in voorkomend geval, om een aanvaardbaarheidsverslag over die procedure heeft verzocht.

HOOFDSTUK IV
Verkorte procedure en vrijstellingen
Artikel 16. Verkorte procedure.
1. De partijen die aan een van de volgende voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor een verkorte procedure voor het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen:

a) Producenten van elektrische energie met een geïnstalleerd vermogen van ten hoogste 15 kW, die niet zijn vrijgesteld van het verkrijgen van genoemde vergunning, krachtens de bepalingen van artikel 17.

b) laagspanningsverbruikers die een nieuw aansluitpunt aanvragen met een vermogen van ten hoogste 15 kW en die niet zijn vrijgesteld van het verkrijgen van genoemde vergunning, krachtens de bepalingen van artikel 17.

c) Laagspanningsverbruikers die een aanvraag indienen voor een uitbreiding van het vermogen op een bestaande voorziening waarvan het eindvermogen niet hoger is dan 15 kW en die niet vrijgesteld zijn van het bekomen van voornoemde vergunning, krachtens de bepalingen van artikel 17.

2. Voor de verkorte procedure voor het verlenen van vergunningen gelden dezelfde beginselen als voor de algemene procedure, zij het dat de termijnen met de helft worden verkort.

3. De toepassing van de in dit artikel bedoelde versnelde procedure wordt door de systeembeheerder vastgesteld op basis van de in lid 1 bedoelde criteria, zonder dat de aanvrager deze in zijn verzoek hoeft op te nemen.

Artikel 17. Vrijstellingen van het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen.
1. Overeenkomstig de bepalingen van de tweede aanvullende bepaling van koninklijk besluit-wet 15/2018, van 5 oktober, zijn vrijgesteld van het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen:

a) De productie-installaties van verbruikers die onder de zelfverbruikmodaliteit zonder overschot vallen.

b) In de modaliteiten van zelfverbruik met overschot, de productie-installaties van vermogen gelijk aan of minder dan 15 kW, die zich bevinden op een bouwrijp terrein dat beschikt over de door de stedenbouwkundige wetgeving vereiste faciliteiten en diensten.

2. Bovendien worden consumenten die voldoen aan de vereisten van artikel 25, lid 1, van koninklijk besluit 1048/2013 van 27 december vrijgesteld van het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen.

HOOFDSTUK V
Prijsvragen voor toegangscapaciteit

Artikel 18. Het houden van aanbestedingen voor toegangscapaciteit in bepaalde knooppunten van het transmissienet voor de integratie van hernieuwbare energiebronnen.
1. Overeenkomstig de bepalingen van afdeling 10 van artikel 33 van wet 24/2013, van 26 december, bij besluit van de minister voor Ecologische Transitie en de Demografische Uitdaging, na een verslag van de regeringsdelegatiecommissie voor Economische Zaken, kunnen op een specifiek knooppunt van het transmissienet aanbestedingen voor toegangscapaciteit worden uitgeschreven voor nieuwe elektriciteitsopwekkingsinstallaties die gebruik maken van hernieuwbare primaire energiebronnen en voor opslaginstallaties.

2. De in dit artikel bedoelde aanbestedingsprocedures kunnen worden uitgevoerd voor specifieke knooppunten van het transmissienet, met uitzondering van knooppunten die slechts als overgangsknooppunten worden beschouwd:

i. Groep 1. Nieuwe knooppunten die worden ingevoerd via een nieuw planningsproces voor het elektriciteitstransmissienet of via een wijziging van specifieke aspecten van het vigerende plan.

ii. Groep 2. Knooppunten waar toegangscapaciteit wordt vrijgemaakt als gevolg van de bepalingen van artikel 1 van Koninklijk Besluit-wet 23/2020 van 23 juni, of om andere redenen.

iii. Groep 3. Knooppunten waar nieuwe capaciteit ontstaat ten gevolge van wijzigingen in de regelgeving inzake de criteria voor de berekening van de toegangscapaciteit of ten gevolge van verbeteringen van de transmissie- en distributienetwerken.

Bovendien moet aan een van de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a) In het geval van knooppunten van groep 1 is het aantal tijdens het planningsproces ingediende verzoeken om toegang in de knooppunten die een elektrische verbinding hebben met het nieuwe geplande knooppunt of in de stroomkabels die deze knooppunten met elkaar verbinden, groter geweest dan vijf keer de drempel van de vrijgegeven toegangscapaciteit, bedoeld in het derde deel van dit artikel.

b) In het geval van knopen van groep 2 en 3, indien een van de volgende omstandigheden van toepassing is:

1) het aantal verzoeken om toegang gedurende de twee jaar voorafgaand aan het vrijgeven of het ontstaan van de capaciteit meer dan driemaal de drempel van de vrijgegeven toegangscapaciteit, bedoeld in afdeling drie van dit artikel, heeft bedragen;

2.) het aantal verzoeken om toegang in de twee jaar voorafgaand aan de vrijgave of het ontstaan van capaciteit in transmissienetknooppunten die elektrisch verbonden zijn met het knooppunt waarin de capaciteit wordt vrijgegeven, meer dan vijf maal de drempel van de vrijgegeven toegangscapaciteit, bedoeld in afdeling drie van dit artikel, bedroeg;

3.) in dat knooppunt andere aanbestedingen zijn gehouden waarbij de capaciteit van de ingediende aanvragen meer dan drie keer de voor dat knooppunt aanbestede toegangscapaciteit bedroeg;

4.) het aantal in capaciteitsbiedingen ingediende verzoeken om toegang op hubs van elektrisch verbonden transmissiesystemen, op de hub waar de capaciteit wordt vrijgegeven, meer dan driemaal de in de biedingen voor deze hubs gevraagde toegangscapaciteit heeft bedragen.

3. In elk geval moet voor de aanbesteding in de in de vorige sectie bedoelde knooppunten worden voldaan aan de voorwaarde dat de beschikbaarheid, de vrijgave of de opgevraagde capaciteit in de knooppunten, naar gelang van het geval, gelijk is aan of groter is dan 100 MW, wanneer het gaat om knooppunten die gelegen zijn in het peninsulaire elektrische systeem, of gelijk is aan en groter is dan 50 MW, wanneer het gaat om knooppunten die gelegen zijn in niet-peninsulaire gebieden.

Artikel 19. Criteria voor inschrijvingen.
1. De prijsvragen die op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk worden georganiseerd, hebben de volgende kenmerken:

a) De toe te kennen activa zijn de toegangscapaciteit voor de evacuatie van elektrische energie, uitgedrukt in MW.

b) De deelnemers moeten geïnteresseerd zijn in de bouw van opslagfaciliteiten, of in faciliteiten voor elektriciteitsopwekking die gebruik maken van hernieuwbare primaire energiebronnen, waartoe ook opslagfaciliteiten kunnen behoren.

c) Zij kunnen betrekking hebben op de gehele of een gedeelte van de beschikbare toegangscapaciteit van het knooppunt.

d) De volgende criteria zijn van toepassing op de aanbestedingsprocedure:

1) Tijdelijke criteria, die dienen om voorrang te geven aan projecten die eerder beginnen met het injecteren van stroom in het net en die kunnen bijdragen tot de regelmatigheid of de kwaliteit van de voorziening, of tot de duurzaamheid en de economische efficiëntie van het elektriciteitssysteem.

2) Criteria in verband met de opwekkingstechnologie, die dienen om voorrang te geven aan projecten die het volume hernieuwbare energie kunnen maximaliseren dat in veilige omstandigheden in het net kan worden geïntegreerd en die kunnen bijdragen tot de regelmaat of de kwaliteit van de voorziening, of tot de duurzaamheid en de economische efficiëntie van het elektriciteitssysteem.

3) De aanbestedingen kunnen ook technische criteria bevatten die dienen om bij voorrang toegang te verlenen aan projecten waarin technologieën voor elektriciteitsopwekking in de O&O&I-fase zijn opgenomen, om aan te tonen dat de opgewekte hernieuwbare energie in het net kan worden geïntegreerd onder zekere voorwaarden voor het systeem, om de bijdrage ervan aan de regelmaat en de kwaliteit van de voorziening te analyseren, en of deze technologieën kunnen bijdragen tot de duurzaamheid en de economische efficiëntie van het elektriciteitssysteem. In geen geval mag het in een aanbesteding voor dit soort O&O&I-installaties gereserveerde vermogen meer dan 30 MW per netknooppunt bedragen.

2. Het in artikel 18, lid 1, bedoelde besluit wordt bekendgemaakt in het "Staatsblad" en stelt het volgende vast

a) een termijn vanaf wanneer de geselecteerde inschrijver moet zijn begonnen met de injectie van stroom uit de gegunde installatie.

b) de dagelijkse boetes voor het niet injecteren van energie uit de gegunde installatie, die niet minder mogen bedragen dan 25% van de kosten van de geraamde niet-geproduceerde energie. Voor deze doeleinden wordt de prijs van de energie genomen als de gemiddelde dagprijs per uur gedurende de periode waarin geen energie wordt geïnjecteerd. Evenzo is de raming van de niet geproduceerde dagelijkse energie het resultaat van de vermenigvuldiging van het geïnstalleerde vermogen met het resultaat van de deling van het jaarlijkse equivalente aantal uren van de installatie door het aantal dagen van het jaar. Het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van deze boetes wordt beschouwd als liquide inkomen van het elektriciteitsnet.

c) Technische en/of economische criteria voor het bepalen van een gelijk aantal punten.

3. Voor de toepassing van het bepaalde in punt 2, onder b), verstrekt elke deelnemer een garantie aan het Algemeen Depositofonds voor een bedrag dat gelijk is aan de boete voor vertragingen bij de injectie van energie.

Deze garanties moeten toereikend zijn om de sanctie voor niet-naleving van de energie-injectie te dekken ingeval de geselecteerde inschrijver zich niet houdt aan de termijn voor de injectie van energie in het net waartoe hij zich heeft verbonden. De periode van niet-naleving die wordt gebruikt voor de berekening van deze garanties is de periode tussen de datum waarop de geselecteerde inschrijver zich heeft verbonden en de maximumperiode voor de accreditatie van het verkrijgen van de definitieve administratieve vergunning voor de exploitatie, zonder het vervallen van de toegangs- en aansluitingsvergunningen, zoals vastgesteld in artikel 1 van Koninklijk Besluit 23/2020 van 23 december.

De niet-naleving van de injectie- en betalingsverplichtingen zal, in geval van een sanctie, leiden tot de tenuitvoerlegging van de garanties ten gunste van het elektriciteitssysteem.

De beste futuresprijzen die de Iberische marktexploitant voor die periode heeft verzameld, zoals vastgesteld in de order, worden toegepast voor de berekening van de boete die door de garanties moet worden gedekt.

Artikel 20. Procedure voor het houden van aanbestedingen.
1. De netbeheerder mag geen toegangscapaciteit verlenen door toepassing van het in artikel 7 genoemde tijdsprioriteitscriterium voor de capaciteit die beschikbaar is of die wordt vrijgegeven om een van de in artikel 18, lid 2, genoemde redenen in de maand waarin de capaciteit wordt vrijgegeven.

Wanneer een knooppunt voldoet aan de voorwaarden van artikel 18, lid 2, verwerpt de netbeheerder nieuwe aanvragen op dat knooppunt en schorst hij de toegangsprocedures op dat knooppunt waarop hij de algemene criteria van artikel 7 toepast, en stelt hij geen aanvaardbaarheidsrapporten op over aanvragen voor toegang op stroomafwaartse knooppunten wanneer de verlening van toegangsvergunningen of de afgifte van dergelijke rapporten afhankelijk is van de toegangscapaciteit die op het knooppunt beschikbaar is of is vrijgekomen.

Het niet uitbrengen van de in het vorige lid bedoelde aanvaardbaarheidsrapporten heeft tot gevolg dat de procedures voor het verlenen van de toegangs- en aansluitingsvergunningen die van de afgifte van deze rapporten afhankelijk zijn, worden opgeschort.

De systeembeheerder stelt de betrokken partijen in kennis van de opschorting of, in voorkomend geval, de onmogelijkheid om verslagen uit te brengen als gevolg van de bepalingen van dit punt.

2. De eigenaars van installaties voor elektriciteitsproductie waarvan de verzoeken om toegang en aansluiting ingevolge de bepalingen van dit artikel zijn opgeschort, kunnen hun verzoeken intrekken, met dien verstande dat, wat de verstrekte garanties betreft, de intrekking te wijten is aan oorzaken buiten de wil van de bedoelde eigenaar, en de bevoegde instantie zal de bedoelde garanties teruggeven.

Terugtrekking om bovengenoemde redenen is niet onverenigbaar met de mogelijkheid om hun voorstel in te dienen in het kader van de aanbesteding.

3. Op de eerste werkdag van elke maand zendt de netbeheerder de minister van Energie een verslag toe met een gedetailleerde opgave van de knooppunten die voldoen aan een van de in artikel 18 vastgestelde criteria. 2 om in de groepen 2 en 3 te worden opgenomen, met vermelding van de specifieke reden voor het vrijkomen of het ontstaan van capaciteit, in het bijzonder indien dit te wijten is aan de toepassing van de bepalingen van artikel 1 van Koninklijk Besluit Wetsbesluit 23/2020 van 23 juni, alsook de details van de capaciteit die is vrijgekomen of ontstaan, en van de nieuwe toegangscapaciteit van het knooppunt die voortvloeit uit het in aanmerking nemen van deze capaciteit.

Evenzo bevat het verslag van de netbeheerder een lijst van de knooppunten die voldoen aan de in artikel 18, lid 2, vastgestelde criteria om te worden opgenomen in groep 1, met details over de toegangscapaciteit die op elk van deze knooppunten beschikbaar is.

In dit verslag wordt ook vermeld of een van de knooppunten die tot de bovengenoemde groepen behoren, al dan niet voldoet aan de in artikel 18 vastgestelde eisen voor het houden van een aanbesteding.

4. Indien in het verslag van de netbeheerder wordt vermeld dat de op een knooppunt beschikbare of vrijgegeven capaciteit niet de in artikel 18, lid 3, bedoelde drempel bereikt, vervalt de onmogelijkheid om aanvragen toe te laten, wordt de in het tweede lid van dit artikel bedoelde opschorting van de toegangs- en aansluitingsprocedures opgeheven en is de capaciteit vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de genoemde capaciteit is vrijgegeven, beschikbaar, met toepassing van de in artikel 7 vastgestelde algemene criteria.

5. Indien uit het verslag van de netbeheerder blijkt dat een van de in het verslag opgenomen knooppunten voldoet aan de drempel voor het uitschrijven van een aanbesteding als bedoeld in artikel 18.3, kan de Staatssecretaris voor Energie binnen een termijn van ten hoogste twee maanden een besluit uitvaardigen waarin wordt bepaald dat voor bepaalde knooppunten bij ministerieel besluit een aanbesteding voor toegangscapaciteit wordt uitgeschreven onder de in dit koninklijk besluit vastgestelde voorwaarden. In deze resolutie kan ook uitdrukkelijk worden vermeld in welke hubs geen concurrentie op het gebied van toegang zal worden gehouden. Indien binnen de bovengenoemde maximumtermijn van twee maanden geen besluit is genomen, of indien het besluit bepaalde knooppunten niet bevat, wordt in ieder geval begrepen dat op deze knooppunten geen aanbesteding zal worden gehouden. Het voorgaande doet geen afbreuk aan het feit dat, indien op een later tijdstip opnieuw aan de vereiste voorwaarden in bovengenoemde knooppunten wordt voldaan en het verslag van de netbeheerder zulks vermeldt, in die knooppunten een aanbesteding voor de toegang kan worden uitgeschreven.

Het besluit van de Staatssecretaris voor Energie zal ter kennis worden gebracht van de netbeheerder en in het Staatsblad worden gepubliceerd.

De toegangscapaciteit die vrijkomt of aan de oppervlakte komt in de knooppunten waar een aanbesteding is overeengekomen, wordt toegevoegd aan de oorspronkelijke capaciteit die aanleiding heeft gegeven tot het besluit en wordt gereserveerd voor de aanbesteding die zal worden uitgeschreven, en deze capaciteit kan dus niet worden gegund door toepassing van het algemene criterium van artikel 7.

In de knooppunten waarin geen aanbesteding wordt uitgeschreven, komt de gereserveerde capaciteit beschikbaar voor gunning, waarbij het in artikel 7 genoemde algemene criterium wordt toegepast.

De netbeheerder zendt de minister van Energie alle gegevens toe waarom deze met het oog op de aanbesteding kan verzoeken, met name gegevens over de totale gereserveerde capaciteit in elk van de knooppunten.

De gereserveerde capaciteit die wordt opgebouwd met het oog op een toekomstige aanbestedingsprocedure wordt gehandhaafd tot de goedkeuring van de beschikking waarbij de aanbestedingsprocedure wordt aangekondigd.

6. Het ministerie van Ecologische Transitie en Demografische Uitdaging kan de knooppunten waarvoor de staatssecretaris voor Energie een aanbesteding heeft aangekondigd, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, geheel of gedeeltelijk in de uitnodiging tot inschrijving opnemen. In ieder geval wordt het besluit om een aanbesteding uit te schrijven uitgevaardigd binnen een termijn van ten hoogste tien maanden, te rekenen vanaf de datum van het besluit van de minister van Energie waarin het houden van die aanbesteding wordt aangekondigd.

7. De installaties waaraan de in het kader van dit hoofdstuk georganiseerde aanbestedingen worden gegund, vragen de overeenkomstige toegangs- en aansluitingsvergunningen aan, overeenkomstig de bepalingen van dit koninklijk besluit, met dien verstande dat het criterium van de voorrang in de tijd, bedoeld in artikel 7, eerste alinea, in dit geval niet van toepassing is.

8. De niet-aanvaarding door de inschrijver aan wie is gegund van de technische en economische voorwaarden die uit de toegangs- en aansluitingsprocedure voortvloeien, heeft de in artikel 14 vermelde gevolgen, onverminderd de gevolgen die voortvloeien uit de niet-naleving van de bij de inschrijving gevoegde voorwaarden.

9. Om de toegangscapaciteit te bepalen die overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk kan worden toegekend, wordt de maximaal beschikbare toegangscapaciteit in aanmerking genomen. Deze maximale toegangscapaciteit wordt bepaald door de netbeheerder met toepassing van de technische toegangscriteria die zijn vastgesteld door de Nationale Commissie voor markten en mededinging, overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december. Daartoe kan het Directoraat-Generaal voor Energiebeleid en Mijnbouw de transmissienetbeheerder verzoeken om de bestaande capaciteit op de knooppunten van het net, met toepassing van de technische criteria die zijn vastgesteld door de Nationale Commissie voor Markt en Mededinging.

10. Het Directoraat-Generaal voor het Energiebeleid en de Mijnen zendt de netbeheerder de informatie met betrekking tot de capaciteit van de ingediende aanvragen op elk van de knooppunten die in een aanbestedingsprocedure zijn opgenomen, en geeft daarbij aan of op grond van de genoemde capaciteit kan worden geconcludeerd dat deze knooppunten in aanmerking komen om in toekomstige aanbestedingen te worden opgenomen, overeenkomstig de criteria van artikel 18, lid 2, tweede alinea, onder b), punt 2.º.

Bovenstaande informatie moet worden toegezonden binnen een termijn van ten hoogste één maand, te rekenen vanaf het einde van de termijn voor het indienen van voorstellen die is vastgesteld in de order tot aankondiging van de aanbesteding voor toegangscapaciteit.

HOOFDSTUK VI
Acties nadat de toegangs- en aansluitingsvergunningen zijn verkregen Artikel 21. Technisch contract voor toegang tot het netwerk.

1. Zodra de overeenkomstige vergunningen voor toegang tot en aansluiting op een netpunt van een installatie zijn afgegeven en de administratieve vergunningen voor die installatie, bedoeld in artikel 53, lid 1, van wet 24/2013, van 26 december, met inbegrip van de aansluitingsinfrastructuren, zijn verkregen, ondertekenen de verbruikers, de opwekkers en de distributeurs van elektriciteit, met de eigenaar van het net waarin het aansluitpunt is gelegen, binnen een termijn van ten hoogste vijf maanden een technische toegangsovereenkomst, die de technische betrekkingen tussen beide regelt.

2. De inhoud van het contract voor technische toegang moet in alle gevallen in overeenstemming zijn met de inhoud die, voor deze doeleinden, is vastgesteld door de Nationale Commissie voor markten en mededinging krachtens de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013 van 26 december.

3. Eventuele geschillen met betrekking tot het contract voor technische toegang worden opgelost door hetzelfde orgaan dat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.5 van wet 24/2013, van 26 december, bevoegd is om conflicten of geschillen met betrekking tot aansluitingsvergunningen op te lossen.

4. Het technisch toegangscontract kan op verzoek van een van de partijen worden gewijzigd, mits beide partijen daarover uitdrukkelijk overeenstemming hebben bereikt, het aan de eisen voldoet en het mogelijk is overeenkomstig de toepasselijke sectoriële regelingen. Het verzoek tot wijziging moet een naar behoren gemotiveerd alternatief voorstel van de verzoekende partij bevatten.

Indien geen overeenstemming over de wijziging kan worden bereikt, kan elke partij een geschil aanhangig maken bij dezelfde in het vorige lid bedoelde instantie.

5. Verbruik aangesloten op spanningen lager dan 36 kV, productie-installaties voor eigen verbruik zonder overschotten en productie-installaties met een vermogen gelijk aan of lager dan 15 kW gelegen op verstedelijkte terreinen die een toegangscontract hebben lopen voor bijbehorende verbruiksinstallaties, zullen worden vrijgesteld van het formaliseren van het corresponderende technische toegangscontract met het distributiebedrijf.

Artikel 22. Toegangscontract voor consumenten tot het net.
1. De verbruikers formaliseren de overeenkomstige toegangsovereenkomst met de distributiemaatschappij die in elk geval overeenstemt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 44 van wet 24/2013, van 26 december, en de artikelen 59 en 81 van koninklijk besluit 1955/2000, van 1 december. Het toegangscontract bevat de economische voorwaarden in verband met de levering van elektriciteit.

2. In het geval van op het transmissienet aangesloten verbruiksinstallaties is de formalisering van het toegangscontract afhankelijk van de voorlegging van het met de eigenaar van het transmissienet ondertekende technische toegangscontract.

3. In het geval van op het distributiesysteem aangesloten verbruiksinstallaties kunnen het technisch toegangscontract en het toegangscontract in één enkel document worden geformaliseerd.

HOOFDSTUK VII
Financiële zekerheden en verval van de toegangs- en aansluitingsvergunningen Artikel 23. Financiële waarborgen die vereist zijn voor de afwikkeling van procedures voor toegang en aansluiting van installaties voor elektriciteitsproductie.
1. Voor installaties voor de productie van elektriciteit moet de aanvrager, vóór hij de aanvraag voor toegang en aansluiting tot het transmissienet of, in voorkomend geval, tot het distributienet indient, aan het orgaan dat belast is met de afgifte van de vergunning voor de installatie, een ontvangstbewijs voorleggen waaruit blijkt dat hij, na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, een financiële zekerheid heeft gesteld voor een bedrag dat gelijk is aan 40 €/kW geïnstalleerd.

Voor installaties die onder de jurisdictie van de Algemene Staatsadministratie vallen, zal deze waarborg worden gedeponeerd bij de Algemene Depositaris.

Zodra de toegangsvergunning is afgegeven, kan de vergunninghouder, indien deze is verleend voor een capaciteit die lager is dan de gevraagde capaciteit, het bedrag van de gestelde zekerheid wijzigen om dit aan te passen aan de verleende capaciteit.

2. De installaties met een vermogen gelijk aan of kleiner dan 15 kW, of de productie-installaties bestemd voor eigen verbruik die niet als productie-installaties worden beschouwd, zijn vrijgesteld van het indienen van de waarborg bedoeld in de vorige paragraaf, tenzij deze installaties deel uitmaken van een groep waarvan het vermogen groter is dan 1 MW, overeenkomstig de definitie van groep vastgesteld in artikel 7 van koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni.

3. De overlegging van het in de eerste alinea bedoelde accreditatiebewijs is een essentiële vereiste voor het inleiden van de toegangs- en aansluitingsprocedures door de transmissiesysteembeheerder of, in voorkomend geval, de distributiesysteembeheerder. Daartoe zendt de instantie die belast is met de afgifte van de vergunning voor de installatie de aanvrager een bevestiging van de juiste overlegging van de garantie door de aanvrager.

Met het oog op het bovenstaande moet de overlegging aan de instantie die belast is met het verlenen van toestemming voor de installatie van het bewijs van borgstelling vergezeld gaan van een uitdrukkelijk verzoek aan die instantie om zich uit te spreken over de vraag of de borgstelling naar behoren is gesteld, teneinde die bevestiging te kunnen voorleggen aan de betrokken netbeheerder, zodat deze de aanvraag kan aanvaarden. In de aanvraag moet het transmissie- of distributiesysteem worden vermeld waarvoor toegang en aansluiting worden aangevraagd. Indien de aanvraag of het bewijs van borgstelling dat de aanvraag vergezelt, niet in overeenstemming is met de voorschriften, verzoekt de instantie die bevoegd is voor het verlenen van de vergunning voor de installatie de belanghebbende de situatie te corrigeren. Voor deze doeleinden wordt de datum van indiening van het verzoek geacht de datum te zijn waarop de correctie is aangebracht.

De bevoegde instantie beschikt over een termijn van drie maanden vanaf de datum van indiening van de aanvraag of, in voorkomend geval, vanaf de datum waarop de aanvraag is gecorrigeerd, om te beslissen of de zekerheid naar behoren is gesteld. Overeenkomstig de derde aanvullende bepaling van wet 24/2013, van 26 december, wordt, na het verstrijken van voornoemde termijn zonder dat het bevoegde orgaan zich over het verzoek heeft uitgesproken, de uitspraak van dat orgaan geacht ontkennend te zijn geweest.

4. De overeenkomstig de bepalingen van dit artikel gestelde zekerheid heeft tot doel de exploitatievergunning te verkrijgen.

Op het garantiebewijs wordt uitdrukkelijk naar dit artikel verwezen, alsmede naar ten minste de volgende gegevens over de installatie: technologie, naam en plaats van het project, en het geïnstalleerde vermogen ter identificatie.

De wijziging van de voorgelegde garanties, op om het even welk ogenblik vóór het verkrijgen van de exploitatievergunning, indien deze wijziging tot gevolg heeft dat de installatie niet als dezelfde kan worden beschouwd voor wat de toegang en de aansluiting betreft, overeenkomstig de bepalingen van de veertiende aanvullende bepaling van het Koninklijk Besluit 1955/2000 van 1 december, leidt tot het automatische verlies van de verleende of gevraagde vergunningen voor toegang en/of aansluiting.

5. De financiële zekerheid komt te vervallen wanneer de aanvrager de definitieve exploitatievergunning voor de elektriciteitsopwekkingsfaciliteit verkrijgt. De annulering geschiedt binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na het verzoek van de aanvrager om afgifte van de exploitatievergunning.

6. Het aflopen van de toegangs- en aansluitingsvergunningen overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 van dit koninklijk besluit brengt de onmiddellijke invordering met zich mee door het orgaan dat belast is met de afgifte van de administratieve vergunningen van de financiële waarborgen die zijn voorgelegd voor de behandeling van het verzoek om toegang tot het transmissie- of het distributienet, naargelang het geval.

De instantie die belast is met de vergunning voor de installatie kan echter vrijstelling verlenen van de uitvoering van de waarborg, indien het verstrijken van de toegangs- en aansluitingsvergunningen te wijten is aan een verslag of een besluit van een overheidsdienst dat deze aanleg verhindert, en dit door deze overheidsdienst is gevraagd.

Artikel 24. Betalingen voor handelingen die in de transmissie- of distributienetten worden verricht na het verkrijgen van toegangs- en aansluitingsvergunningen voor installaties voor elektriciteitsproductie op spanningspunten boven 36 kV.

De houders van toegangs- en aansluitingsvergunningen voor productie-installaties, waarvan het aansluitingspunt een spanning hoger dan 36 kV is, verrichten de betalingen en ondertekenen het contract voor de inbedrijfstelling van het project, bedoeld in de tweede en derde afdeling van de derde aanvullende bepaling van koninklijk besluit-wet 15/2018, van 5 oktober, binnen de termijnen en onder de voorwaarden die daarin zijn bepaald.

Artikel 25. Betalingen voor handelingen die in de transmissie- of distributienetten worden verricht door houders van toegangs- en aansluitvergunningen voor vraaginstallaties op spanningspunten boven 36 kV.
1. Wanneer, om de aansluiting van voorzieningen aan de vraagzijde op het net mogelijk te maken, alle of een gedeelte van de werkzaamheden aan het transmissie- of het distributienet moeten worden betaald door de houders van de toegangs- en aansluitvergunningen, en deze werkzaamheden door de netbeheerder moeten worden uitgevoerd, moeten de houders van de toegangs- en aansluitvergunningen, wier aansluitpunt zich op een spanning van meer dan 36 kV bevindt, binnen een termijn van ten hoogste twaalf maanden na de datum waarop de vergunningen zijn verkregen, aan de netbeheerder een betaling van 10% van de investeringswaarde van de op het net uitgevoerde werkzaamheden voorleggen.

2. De waarde van de in de vorige alinea bedoelde investering omvat de aansluitingspositie en de voor de aansluiting noodzakelijke werkzaamheden voor versterking, aanpassing, bijstelling of hervorming van de netinstallaties.

3. Indien de werkzaamheden aan het netwerk niet worden uitgevoerd om redenen buiten de wil van de aanvrager, zal het in de eerste alinea bedoelde voorschot worden terugbetaald.

4. Na het in deel een van dit artikel vermelde bedrag te hebben betaald en, indien nodig, voorafgaande administratieve vergunning voor de vraaginstallatie te hebben verkregen, ondertekent de houder van de toegangs- en aansluitingsvergunning binnen vier maanden na de laatste van de twee voorgaande mijlpalen een projectcontract voor indienststelling met de eigenaar van het net van de netinstallaties waarop de vraaginstallatie zal worden aangesloten. Dit contract omvat de aanvullende betalingen op de in de eerste alinea genoemde bedragen, voor de ontwikkeling en uitvoering van de installaties door de eigenaar van het net, ten laste van de partijen die op het net wensen aan te sluiten.

Indien de aanvrager zich terugtrekt, kunnen de betaalde kosten worden teruggevorderd, met uitzondering van de niet-terugvorderbare kosten die de eigenaar van het net tot op dat moment heeft gemaakt in verband met de verwerking en de aanleg van de installaties, en vervallen de toegangs- en aansluitingsvergunningen.

5. Met betrekking tot installaties die, overeenkomstig koninklijk besluit 1048/2013, van 27 december, als nieuwe netuitbreiding worden beschouwd en worden ontwikkeld met een ander wettelijk erkend installatiebedrijf dan het distributie- of transmissiebedrijf, dient de ontwikkelaar bij dit distributie- of transmissiebedrijf, dat eigenaar is van het net op dat punt, het project voor de nieuwe netuitbreidingsinstallaties en het uitvoeringsprogramma ervan in binnen dezelfde termijnen als bedoeld in de vorige paragraaf.

Artikel 26. Afloop van de toegangs- en aansluitingsvergunningen.
1. In het algemeen, en overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.8 van wet 24/2013, van 26 december, en artikel 1 van koninklijk besluit-wet 23/2020, van 23 juni, vervallen de toegangs- en aansluitingsvergunningen:

a) Indien na verloop van vijf jaar sedert de verkrijging ervan, voor de installaties waarop deze toegangs- en aansluitingsvergunningen betrekking hebben, geen administratieve exploitatievergunning is verleend. In het geval van toegangsvergunningen voor projecten voor pompaccumulatie-waterkrachtcentrales kan deze periode op verzoek van de vergunninghouder tot zeven jaar worden verlengd.

Evenzo, en in overeenstemming met Koninklijk Wetsbesluit 23/2020 van 23 juni, zullen, in het geval van installaties voor elektriciteitsproductie die de toegangsvergunning hebben verkregen op een datum tussen 28 december 2013 en vóór de inwerkingtreding van Koninklijk Wetsbesluit 23/2020 van 23 juni, de bovengenoemde perioden worden gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van voornoemd Koninklijk Wetsbesluit.

b) In het geval van installaties die zijn gebouwd en in bedrijf zijn wanneer, om redenen die toe te schrijven zijn aan de eigenaar van de installatie, met uitzondering van tijdelijke sluiting, de toevoer van energie naar het net voor een periode van meer dan drie jaar wordt stopgezet.

2. Evenzo vervallen de vergunningen voor toegang en aansluiting in geval van niet-naleving van de administratieve mijlpalen die zijn vastgesteld in artikel 1 van Koninklijk Wetsbesluit 23/2020 van 23 juni, binnen de daarin vastgestelde termijnen.

3. Met het oog op de inachtneming van de in het vorige punt bedoelde administratieve mijlpalen wordt, in het geval van de hybridisatie van een installatie waarvoor reeds een toegangsvergunning is verleend en waarvoor nog geen vergunning tot inbedrijfstelling van de initiële technologie is verleend, bij de berekening van de termijnen uitsluitend uitgegaan van de technologie waarvoor de initiële toegangsvergunning is verleend, De termijnen worden berekend vanaf de datum waarop de toegangsvergunning is verleend, tenzij de vergunning werd verkregen vóór de inwerkingtreding van Koninklijk Besluit-wet 23/2020 van 23 juni, in welk geval de termijnen worden berekend vanaf de datum van inwerkingtreding van voornoemd Koninklijk Besluit-wet.

4. Naast het bepaalde in de voorgaande leden leidt het niet verrichten van de in artikel 24 bedoelde betalingen tot het vervallen van de toegangs- en aansluitingsvergunningen voor installaties voor elektriciteitsproductie.

Het aflopen van de toegangs- en aansluitingsvergunningen om deze reden wordt door de eigenaar van het systeem gemeld aan de administratie die verantwoordelijk is voor het verlenen van de vergunning voor de installatie, alsmede aan de netbeheerder waar het aansluitingspunt is gelegen waarop de verlopen toegangs- en aansluitingsvergunning betrekking heeft.

HOOFDSTUK VIII

hybridisatie van installaties.

Artikel 27. Hybridisatie van elektriciteitsopwekkingsinstallaties met verleende toegangs- en aansluitingsvergunningen.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.12 van wet 24/2013, van 26 december, kunnen de eigenaars van elektriciteitsopwekkingsinstallaties met toegekende en van kracht zijnde toegangs- en aansluitingsvergunningen, die deze installaties hybridiseren door er modules voor de opwekking van elektriciteit in op te nemen die gebruik maken van hernieuwbare primaire energiebronnen of door er opslaginstallaties in op te nemen, elektrische energie evacueren met gebruikmaking van hetzelfde aansluitingspunt en dezelfde toegangscapaciteit die reeds zijn toegekend.

2. Daartoe moeten de houders van deze vergunningen bij de betrokken netbeheerder een aanvraag indienen om hun toegangs- en aansluitingsvergunningen te actualiseren. Een dergelijk verzoek vereist niet dat een nieuwe toegangs- en aansluitingsvergunning wordt verleend, en derhalve zijn de in artikel 7, lid 1, vastgestelde tijdsprioriteitscriteria niet van toepassing. In geval van niet-naleving van de mijlpalen bedoeld in artikel 1 van Koninklijk Besluit 23/2020 van 23 juni, herstellen de netbeheerder en de eigenaar van het net de toegangsvergunning en, in voorkomend geval, de aansluitingsvergunning naar de oorspronkelijke toestand, met kennisgeving aan de bevoegde overheid, die overgaat tot uitvoering van de waarborgen bedoeld in punt 6 van dit artikel.

3. Hybridisering onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden is toegestaan op voorwaarde dat de houders van de toegangs- en aansluitingsvergunningen aan de netbeheerder certificeren dat de installatie voor elektriciteitsproductie die het resultaat is van de hybridisering, aan de volgende eisen voldoet:

a) Zij voldoet aan de technische toegangs- en aansluitingscriteria die in de desbetreffende vigerende regelgeving zijn vastgesteld, en met name aan die welke de Commission nationale des marchés et de la concurrence hiertoe in de desbetreffende circulaire heeft vastgesteld.

b) de toegekende toegangscapaciteit niet zodanig wordt verhoogd dat de installatie niet meer als dezelfde kan worden beschouwd, overeenkomstig de bepalingen van de veertiende aanvullende bepaling van het koninklijk besluit 1955/2000 van 1 december.

c) Zij voldoet aan de toepasselijke technische voorschriften.

d) De eigenaar van de installatie beschikt reeds over een toegangs- en aansluitingsvergunning voor ten minste één van de modules voor elektriciteitsproductie waaruit de installatie bestaat.

e) Het geïnstalleerde vermogen van de technologie waarvoor de toegangs- en aansluitingsvergunningen zijn verleend, mag in geen geval minder bedragen dan 40% van de in de toegangsvergunning verleende toegangscapaciteit.

f) Zij voldoet, indien van toepassing, aan de in afdeling 5 van dit artikel omschreven eisen inzake meteropneming.

g) De nieuwe elektriciteitsproductiemodules die in de installatie worden ingebouwd, voldoen aan de aansluitingsvereisten die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2016/631, van 14 april 2016, alsmede in de verordeningen die dienen ter uitwerking of uitvoering daarvan.

Niet-naleving van de bovenstaande voorwaarden heeft tot gevolg dat de netbeheerder het verzoek om bijwerking van de toegangs- en aansluitingsvergunning afwijst en dat bijgevolg een toegangs- en aansluitingsvergunning moet worden aangevraagd en verkregen om de hybride productie-installatie op het net te kunnen aansluiten. De afwijzing om deze reden van het verzoek tot bijstelling van de toegangs- en aansluitingsvergunningen heeft niet het verlies van de oorspronkelijk verleende toegangs- en aansluitingsvergunningen tot gevolg.

4. De modules voor elektriciteitsproductie en de opslagfaciliteiten die samen de hybride opwekkingsinstallatie vormen, moeten een gecoördineerd regelsysteem hebben dat voorkomt dat de maximale toegangscapaciteit die kan worden geëvacueerd, op enig moment wordt overschreden, rekening houdend met het bepaalde in punt b) van het vorige punt.

5. De modules voor elektriciteitsproductie die deel uitmaken van de hybride installatie en die onder een specifieke of aanvullende vergoedingsregeling vallen, beschikken over meetapparatuur waarmee zij op passende wijze kunnen worden vergoed.

Het voorgaande wordt verstaan onverminderd de overwegingen die, met het oog op de bezoldiging, zijn vastgesteld in Koninklijk Besluit 413/2014, van 6 juni.

6. De aanvraag voor het actualiseren van de toegangs- en aansluitingsvergunningen voor hybride installaties die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van dit artikel is onderworpen aan de algemene procedure voor het verkrijgen van nieuwe vergunningen met de volgende bijzonderheden:

a) De in de verkorte procedure vastgestelde termijnen zijn van toepassing.

b) Het in artikel 7, eerste lid, bedoelde criterium van de voorrang in de tijd is niet van toepassing.

c) De economische waarborgen van de nieuwe module als bedoeld in hoofdstuk VII worden met 50% verminderd.

d) Bij de beoordeling van de aanvraag door de netbeheerder wordt ook nagegaan of aan de eisen van punt drie van dit artikel wordt voldaan.

Artikel 28. Hybride koppeling van installaties voor elektriciteitsproductie zonder verleende toegangs- en aansluitingsvergunning.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.12 van wet 24/2013, van 26 december, kunnen aanvragen worden ingediend voor toegangsvergunningen voor hybride elektriciteitsopwekkingsinstallaties die verschillende technologieën omvatten, op voorwaarde dat ten minste één daarvan gebruik maakt van een hernieuwbare primaire energiebron of opslagfaciliteiten bevat.

2. De overeenkomstig de bepalingen van de vorige afdeling ingediende verzoeken zijn onderworpen aan de algemene procedure voor het verlenen van toegang, met de volgende bijzonderheden:

(a) De financiële garanties als bedoeld in hoofdstuk VII worden met 50% verminderd voor de technologieën die procentueel het minste vermogen bijdragen.

b) Indien er een aanvraag voor toegang en aansluiting in behandeling is waarvoor de desbetreffende vergunningen nog niet zijn verkregen, kan de aanvraag worden bijgewerkt. Voor het bepalen van de voorrang in de tijd voor het verlenen van de genoemde vergunningen geldt de datum van de oorspronkelijke aanvraag, op voorwaarde dat de productie-installatie als dezelfde kan worden beschouwd, overeenkomstig de bepalingen van de veertiende aanvullende bepaling van Koninklijk Besluit 1955/2000, van 1 december.

3. De modules voor elektriciteitsproductie die deel uitmaken van de hybride installatie en die onder een specifieke of aanvullende vergoedingsregeling vallen, beschikken over meetapparatuur waarmee zij op passende wijze kunnen worden vergoed. Het voorgaande wordt verstaan onverminderd de overwegingen die met het oog op de bezoldiging zijn vastgesteld in Koninklijk Besluit 413/2014, van 6 juni.

HOOFDSTUK IX
Beslechting van geschillen en sancties
Artikel 29. Oplossing van toegangs- en aansluitingsconflicten. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.3 van wet 24/2013, van 26 december, beslecht de Nationale Commissie voor Markten en Mededinging, op verzoek van een van de betrokken partijen, alle mogelijke conflicten die kunnen ontstaan met betrekking tot de toegangsvergunning tot de transmissie- en distributienetten, alsmede de weigeringen daarvan, afgegeven door de transmissienetbeheerder en de distributienetbeheerder, onder de in dat artikel bepaalde voorwaarden.

2. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.5 van wet 24/2013, van 26 december, worden de discrepanties die ontstaan met betrekking tot de behandeling, de toekenning of de weigering van de aansluitingsvergunning op de transmissie- of distributie-installaties opgelost:

a) in het geval van installaties waarvan de goedkeuring onder de verantwoordelijkheid van de Algemene Staatsadministratie valt, door de Nationale Commissie voor markten en mededinging.

b) In het geval van installaties waarvan de vergunning onder de verantwoordelijkheid van de Autonome Gemeenschap valt, worden zij beslecht door de bevoegde instantie van de overeenkomstige Autonome Gemeenschap, na een verslag van de Nationale Commissie voor markten en mededinging.

3. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 33, lid 5, van wet 24/2013, van 26 december, is het door de Nationale Commissie voor Markten en Mededinging uit te brengen verslag, overeenkomstig de bepalingen van punt b) van de vorige afdeling, bindend met betrekking tot de economische voorwaarden en de tijdelijke voorwaarden met betrekking tot de uitvoeringsschema's van de installaties van de neteigenaars die zijn opgenomen in de investeringsplannen van het transmissienet, en in de door de Algemene Staatsadministratie goedgekeurde investeringsplannen van de distributiebedrijven.

Artikel 30. Sanctieregeling.
Niet-naleving van de bepalingen van dit koninklijk besluit kan worden bestraft, overeenkomstig de bepalingen van titel X van wet 24/2013, van 26 december.

Eerste aanvullende bepaling. Gecoördineerde controlesystemen om ervoor te zorgen dat de verleende toegangscapaciteit niet wordt overschreden.
De installaties voor elektriciteitsproductie waarvan de totale geïnstalleerde capaciteit de in hun toegangsvergunning toegekende toegangscapaciteit overschrijdt, moeten beschikken over een controlesysteem dat is gecoördineerd voor alle modules voor elektriciteitsproductie en alle opslaginstallaties waaruit zij bestaan, en dat voorkomt dat het actieve vermogen dat zij in het net kunnen injecteren, de genoemde toegangscapaciteit overschrijdt.

Tweede aanvullende bepaling. Berekening van termijnen.

1. Wanneer in dit koninklijk besluit de termijnen worden aangeduid met dagen, wordt daaronder verstaan werkdagen, met uitsluiting van zaterdagen, zondagen en de op het gehele nationale grondgebied erkende feestdagen.

2. De in dagen uitgedrukte termijnen worden gerekend vanaf de dag volgende op die waarop de kennisgeving is geschied, dan wel vanaf de dag volgende op die waarop die kennisgeving, handeling of uitspraak had moeten geschieden.

3. Indien de termijn is vastgesteld in maanden of jaren, gaat hij in op de dag volgende op die waarop de kennisgeving is geschied, of op de dag volgende op die waarop de kennisgeving had moeten geschieden.

4. De termijn verstrijkt op de dag waarop de kennisgeving heeft plaatsgevonden of, in voorkomend geval, had moeten plaatsvinden in de maand of het jaar waarin de termijn verstrijkt. Indien er in de maand waarin de termijn verstrijkt geen dag is die gelijkgesteld wordt met de dag waarop de berekening begint, wordt deze termijn geacht te verstrijken op de laatste dag van de maand.

5. Indien de laatste dag van de termijn een niet-werkdag is, wordt deze termijn geacht te zijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

6. Voor de naleving van de termijnen door de transmissie- en distributiesysteembeheerders of de systeemeigenaars wordt de kalender van werkdagen van de autonome gemeenschap en de gemeente waar de systeembeheerder of de systeemeigenaar zijn hoofdkantoor heeft, in aanmerking genomen.

Evenzo wordt voor de termijnen die door de aanvrager van een toegangs- en aansluitingsvergunning in acht moeten worden genomen, rekening gehouden met de kalender van werkdagen van de autonome gemeenschap en de gemeente waar de aanvrager woont of zijn maatschappelijke zetel heeft.

7. In alle aangelegenheden waarin dit artikel niet uitdrukkelijk voorziet, is echter artikel 30 van wet 39/2015, van 1 oktober, inzake de gemeenschappelijke administratieve procedure van overheidsdiensten van toepassing.

Derde aanvullende bepaling. Hybridisatie van industriële installaties met warmtekrachtkoppeling. De eigenaars van warmtekrachtkoppelingsinstallaties die verbonden zijn met een verbruiker en die, vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, al hun netto energie opgewekt uit de warmtekrachtkoppelingsinstallatie verkochten, kan dit regime handhaven en installaties voor hernieuwbare opwekking installeren om zelfconsumptie uit te voeren met deze nieuwe opwekking of opslaginstallaties, op voorwaarde dat zij een rechtstreekse meting van de nieuwe geïnstalleerde opwekkingsmodules uitvoeren en voldoen aan alle toepasselijke reglementeringen, met name inzake toegang en aansluiting, hybridisatie en zelfconsumptie en, in voorkomend geval, aan de bepalingen van koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni.

Onverminderd de bepalingen van de tweede overgangsbepaling van het koninklijk besluit 244/2019, van 5 april, moeten de warmtekrachtkoppelingsinstallaties die, overeenkomstig de bepalingen van de eerste aanvullende bepaling van het koninklijk besluit 900/2015, van 9 oktober, een unieke meetconfiguratie hebben gekregen en die installaties hybridiseren door er modules voor de opwekking van elektriciteit in op te nemen die hernieuwbare primaire energiebronnen gebruiken of door er opslaginstallaties in op te nemen, een besluit verkrijgen om die unieke meetconfiguratie te actualiseren. Daartoe moeten de eigenaars van de enkelvoudige meterconfiguraties binnen vierentwintig maanden na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit bij het Directoraat-generaal Energiebeleid en Mijnen een aanvraag indienen om de geldende enkelvoudige meterconfiguratie te actualiseren, waarbij zij samen met de aanvraag het volgende moeten verstrekken

a) Door de met de verbruiksaflezing belaste persoon ondertekend certificaat waarin wordt verklaard dat de voorgestelde meteropstelling geschikt is om de nodige maatregelen voor een correcte facturering vast te stellen.

b) een door de met de uitlezing van het opwekkingsgrenspunt belaste persoon ondertekend certificaat waarin wordt verklaard dat de voorgestelde meetconfiguratie geschikt is om de voor de verrekening vereiste metingen te bepalen en dat de configuratie een directe meting van de geïnstalleerde nieuwe productie of opslagmodules mogelijk maakt.

c) voorstel van een termijn voor de aanpassing van de installatie aan de voorgestelde unieke meteropstelling, die in geen geval langer mag zijn dan twaalf maanden vanaf de toekenning van het besluit.

De verantwoordelijke van het Directoraat-Generaal voor Energiebeleid en Mijnbouw geeft toestemming voor het gebruik van een meetconfiguratie wanneer de certificaten van de met de uitlezing van de verbruikers- en productiegrenspunten belaste personen, waarin wordt verklaard dat de voorgestelde meetconfiguratie geschikt is voor het bepalen van de nodige metingen, zijn geaccrediteerd.

In het besluit van het Directoraat-Generaal voor Energiebeleid en Mijnbouw, dat in voorkomend geval het gebruik van een meetconfiguratie toestaat, wordt de maximumtermijn vastgesteld voor de aanpassing van de installatie aan deze configuratie.

De termijn om de toestemming voor het gebruik van een enkelvoudige meetconfiguratie op te lossen en mee te delen bedraagt zes maanden. Na het verstrijken van deze termijn wordt de aanvraag geacht te zijn afgewezen, zonder dat dit een einde maakt aan de administratieve procedure.

Vierde aanvullende bepaling. Definitie van het geïnstalleerde vermogen van fotovoltaïsche zonne-installaties met het oog op de toepassing van de specifieke vergoedingsregeling. Voor de toepassing van de specifieke vergoedingsregeling geldt voor de installaties opgenomen in subgroep b.1.1 van artikel 2 van koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni, de definitie van geïnstalleerd vermogen die van kracht is op het ogenblik van de toekenning van die vergoedingsregeling.

Vijfde aanvullende bepaling. Garanties voor vraaginstallaties op spanningspunten hoger dan 36 kV.
De bepalingen van artikel 25 zijn van toepassing op de vraagzijdeinstallaties die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit beschikken over een toegangs- en aansluitingsvergunning voor netten met een spanning hoger dan 36 kV, met dien verstande dat de termijn voor de betaling van de 10% bedoeld in het eerste lid van voornoemd artikel de langste is van de volgende: één jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de aansluitingsvergunning werd verleend, of één jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit koninklijk besluit.

Zesde aanvullende bepaling. Toepassing van de eisen inzake waarneembaarheid en controleerbaarheid op bestaande installaties.

Ongeacht de wijziging van de definitie van geïnstalleerd vermogen die door middel van de derde slotbepaling wordt ingevoerd, blijven de producenten die bij de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit de verplichtingen van artikel 7 en van de twaalfde aanvullende bepaling van koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni, hadden moeten naleven overeenkomstig de definitie van geïnstalleerd vermogen die vóór die inwerkingtreding van toepassing was, aan die verplichtingen voldoen.

Eerste overgangsbepaling. Bestaande gesprekspartners met één knooppunt.
1. De gesprekspartners met één knooppunt die zijn aangewezen vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, krachtens de bepalingen van bijlage XV van koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni, blijven hun functies uitoefenen met betrekking tot de toegangs- en aansluitingsprocedures die vóór voornoemde inwerkingtreding waren ingeleid.

2. De gesprekspartner met één knooppunt is verplicht om elke mededeling die hij ontvangt of heeft ontvangen, gericht aan de indieners en de eigenaars van de elektriciteitsproductiefaciliteiten, te verzenden binnen een termijn van ten hoogste vijf dagen na de ontvangst ervan. Indien de toezending aanhangig was vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, begint de voormelde termijn te lopen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit koninklijk besluit.

3. Evenzo willigt de gesprekspartner met het ene knooppunt verzoeken om overdracht van documenten of mededelingen aan de transmissiesysteembeheerder of de eigenaar van het transmissiesysteem, naar gelang van het geval, die door de aanvragers of houders van vergunningen voor elektriciteitsopwekkingsinstallaties worden of zijn ingediend, in binnen een termijn van ten hoogste vijf dagen na ontvangst daarvan. Indien het verzoek vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit werd ingediend, begint de voormelde termijn te lopen vanaf die inwerkingtreding.

4. Conflicten die ontstaan tussen toegangs- en aansluitingsaanvragers met betrekking tot relaties met de gesprekspartner van één knooppunt, worden behandeld als een toegangsconflict.

5. De bepalingen van afdeling vier van bijlage XV van koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni, zijn niet van toepassing op de toegangs- en aansluitingsprocedures die zijn ingeleid na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit.

Tweede overgangsbepaling. Installaties die bij de inwerkingtreding van het koninklijk besluit niet over een aansluitingsvergunning beschikken.
1. De installaties die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit niet over een aansluitingsvergunning beschikken maar wel een toegangsvergunning hebben aangevraagd of verkregen, vragen en behandelen het verkrijgen van voornoemde aansluitingsvergunning bij de eigenaar van het net waar zij de toegangsvergunning hebben aangevraagd of verkregen, en bijgevolg zijn de bepalingen van artikel 5.2 van dit koninklijk besluit niet van toepassing.

2. De installaties die bij de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit een aansluitingsvergunning hebben aangevraagd, maar niet over een toegangsvergunning beschikken, zetten de behandeling van de aanvraag van de genoemde aansluitingsvergunning voort bij de eigenaar van het net waar deze is aangevraagd. Zodra de aansluitingsvergunning is verkregen, moeten deze installaties, indien van toepassing, de toegangsvergunning aanvragen bij de netbeheerder waar zij de aansluitingsvergunning hebben gekregen.

3. Voor de behandeling en het verkrijgen van de aansluit- of toegangsvergunning in de gevallen bedoeld in deze overgangsbepaling, gelden de in hoofdstuk III bedoelde procedure en termijnen, met de bijzondere kenmerken die inherent zijn aan het feit dat alleen de aansluit- of toegangsvergunning moet worden verkregen, zoals per geval van toepassing.

Derde overgangsbepaling. Toelating van aanvragen voor toegangs- en verbindingsvergunningen in eerlijke overgangsknooppunten.

Vanaf de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit en tot de verantwoordelijke van het ministerie voor Ecologische Transitie en de Demografische Uitdaging regelt en zij worden opgelost, overeenkomstig de bepalingen van de tweeëntwintigste aanvullende bepaling van wet 24/2013, van 26 december, de procedures voor het toekennen van toegangscapaciteit in elk van de netovergangsknooppunten bedoeld in de bijlage bij koninklijk besluit nr. 23/2020 van 23 juni, worden de aanvragen voor het toekennen van toegangscapaciteit in deze knooppunten niet aanvaard door de transmissienetbeheerder.

Evenzo aanvaardt de bevoegde administratie voor de vergunning van de installaties geen verzoeken om een uitspraak te doen over de vraag of de waarborg voldoende is samengesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 23 van dit koninklijk besluit, met betrekking tot de installaties die op de voormelde knooppunten zullen worden ontruimd.

Overgangsbepaling vier. Financiële waarborgen die vereist zijn voor de afwikkeling van procedures inzake toegang en aansluiting voor installaties voor elektriciteitsproductie. Zoals bepaald in artikel 23, moeten de waarborgen, om de toegang en de aansluiting tot het transmissienet of, in voorkomend geval, tot het distributienet te kunnen aanvragen, worden opgericht na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit.

In geen geval zullen de waarborgen die vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit werden gesteld, geldig zijn voor de behandeling van een toegangs- en aansluitingsvergunning voor een nieuwe installatie in de zin van dit koninklijk besluit, zelfs indien deze waarborgen een addendum of een wijziging van welke aard ook bevatten om ze aan te passen aan de in dit koninklijk besluit vastgestelde eisen.

Overgangsbepaling vijf. Elektrische installatiedossiers in behandeling op het ogenblik van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit.
Met het oog op de administratieve verwerking van de vergunningen, bedoeld in artikel 53 van wet 24/2013, van 26 december, is de nieuwe definitie van geïnstalleerd vermogen, ingevoerd door middel van slotbepaling drie één, van kracht voor de installaties die, na hun verwerking te hebben aangevat, nog niet de definitieve exploitatievergunning hebben verkregen.

2. In het algemeen is de nieuwe definitie van geïnstalleerd vermogen van toepassing op de vergunningsprocedures voor elektrische installaties die vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit zijn ingeleid.

Niettegenstaande het voorgaande worden de gevallen waarin de toepassing van het nieuwe criterium een wijziging van de voor de verwerking bevoegde administratie zou impliceren, ter vermijding van de schade die voor de betrokken partijen zou kunnen voortvloeien uit het opnieuw opstarten van een nieuwe procedure, verder behandeld in de administratie waarin zij hun behandeling zijn begonnen, totdat de exploitatievergunning en de inschrijving in het administratieve register van de installaties voor elektriciteitsproductie zijn verkregen, op voorwaarde dat er geen wijzigingen zijn in het geïnstalleerd vermogen, overeenkomstig de dictie voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, en op voorwaarde dat binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit de genoemde administratie niet in kennis wordt gesteld van het afzien van de ingeleide procedure.

Zesde overgangsbepaling. Webplatforms die door transmissie- en distributiesysteembeheerders moeten worden ontwikkeld.
1. De termijn om de functionaliteiten van de in artikel 5.3 van dit koninklijk besluit bedoelde webplatformen te ontwikkelen en operationeel te hebben, bedraagt drie maanden vanaf de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit.

2. De termijn voor de ontwikkeling en het operationeel hebben van de functionaliteiten van de in artikel 5.4 van dit koninklijk besluit bedoelde webplatformen, alsook de details van hun inhoud en de frequentie waarmee de informatie moet worden bijgewerkt, zijn die welke door de Nationale Commissie voor Markten en Mededinging worden vastgesteld in de circulaire die moet worden goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december.

Zevende overgangsbepaling. Aanpassing van het register van installaties voor elektriciteitsproductie aan de nieuwe definitie van geïnstalleerd vermogen van fotovoltaïsche zonne-installaties die is vastgesteld in de derde slotbepaling van dit koninklijk besluit.
De organen die bevoegd zijn voor de inschrijving van installaties in het register van de installaties voor elektriciteitsproductie beschikken over een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, om de inhoud ervan aan te passen aan de nieuwe definitie van het geïnstalleerd vermogen van fotovoltaïsche zonne-installaties, vastgesteld op grond van de derde slotbepaling van dit koninklijk besluit.

Achtste overgangsbepaling. Niet-toelating van aanvragen tot de bekendmaking van de toegangscapaciteiten op basis van de door de Nationale Commissie voor markten en mededinging goedgekeurde evaluatiecriteria.

Tot de publicatie op de platformen bedoeld in artikel 5.4 van de informatie over de waarden van de beschikbare toegangscapaciteit overeenkomstig de nieuwe criteria voor de beoordeling van die capaciteit die zijn goedgekeurd bij de omzendbrief bedoeld in artikel 33.11 van wet 24/2013, van 26 december, en overeenkomstig de gedetailleerde specificaties die in voorkomend geval nodig zijn voor de ontwikkeling van de methodologie en de voorwaarden voor toegang en aansluiting die bij die omzendbrief zijn vastgesteld, aanvaarden de netbeheerders geen nieuwe verzoeken om toegang en aansluiting die na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit zijn ingediend.

Het voorgaande doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om aanbestedingen te houden in die knooppunten waar dit mogelijk is overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V.

Enige intrekkingsbepaling. Intrekking van verordeningen. Alle bepalingen van gelijke of lagere rang die in strijd zijn met de bepalingen van dit koninklijk besluit, worden ingetrokken, en met name:

a) de artikelen 53, 54, 57, 59 bis, 62, 66 en 66 bis van koninklijk besluit 1955/2000 van 1 december, dat de activiteiten van transmissie, distributie, commercialisering, levering en vergunningsprocedures voor elektrische energie-installaties regelt.

b) de artikelen 4.2 en 5 van Koninklijk Besluit 1699/2011 van 18 november, dat de aansluiting op het net regelt van kleine installaties voor de productie van elektrische energie.

Eerste slotbepaling. Toepasselijkheid van artikel 33 van Wet 24/2013, van 26 december, betreffende de elektriciteitssector.
Met de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit zijn de bepalingen van artikel 33 van wet 24/2013, van 26 december, en zijn uitvoeringsbesluiten volledig van toepassing, overeenkomstig de bepalingen van de elfde overgangsbepaling van diezelfde wet.

Tweede slotbepaling. Wijziging van Koninklijk Besluit 1955/2000, van 1 december, dat de activiteiten regelt op het gebied van het vervoer, de distributie, de commercialisering, de levering en de vergunningsprocedures voor elektrische energie-installaties.
Koninklijk besluit 1955/2000 van 1 december, dat de activiteiten van transmissie, distributie, commercialisering, levering en vergunningsprocedures voor elektrische energie-installaties regelt, wordt als volgt gewijzigd:

Eén. In artikel 123 wordt een nieuw lid 2 ingevoegd, met de volgende bewoordingen

"2. Voor lijnen die evacuatiefuncties vervullen ten behoeve van installaties voor elektriciteitsproductie mag in geen geval een voorafgaande administratieve vergunning worden verleend voor de evacuatie-infrastructuur van een productie-installatie zonder voorafgaande overlegging van een document, ondertekend door alle houders van vergunningen voor toegang en aansluiting die zijn verleend op de plaats van de lijn die aankomt op het onderstation van het transmissie- of het distributienet, naar gelang van het geval, waarin het bestaan wordt bevestigd van een bindende overeenkomst voor de partijen met betrekking tot het medegebruik van de evacuatie-infrastructuur. Daartoe kan het bovenbedoelde document worden overgelegd bij de indiening van de in de vorige afdeling bedoelde aanvraag of op enig tijdstip tijdens de procedure ter verkrijging van een voorafgaande administratieve vergunning".

Twee. De derde alinea van afdeling vijf van de veertiende aanvullende bepaling wordt geschrapt; deze luidt als volgt:

"5. De bijstelling van de toegangs- en aansluitingsvergunningen om de in het vorige punt vermelde redenen mag in geen geval leiden tot wijziging van de datum waarop deze vergunningen zijn verleend; deze datum blijft dezelfde als die waarop de vergunning is verleend.

Evenmin mag de actualisering van een verzoek om toegang en aansluiting om de in de vorige sectie genoemde redenen leiden tot wijziging van de datum waarop het verzoek wordt geacht te zijn ingediend overeenkomstig hetgeen dienaangaande is bepaald in de procedure voor het verlenen van toegangs- en aansluitingsvergunningen".

Drie. De veertiende aanvullende bepaling wordt gewijzigd door invoeging van een nieuwe zesde afdeling, die als volgt luidt

"6. Met het oog op de actualisering van de overeenkomstig punt 4 aangevraagde en/of verleende toegangs- en aansluitingsvergunningen stelt de aanvrager of, in voorkomend geval, de houder van de toegangs- en aansluitingsvergunning de netbeheerder in kennis van zijn voornemen om het in behandeling zijnde verzoek om toegang en aansluiting of, in voorkomend geval, de verleende toegangs- en aansluitingsvergunningen te actualiseren.

In het licht van deze mededeling en de verstrekte documentatie besluit de netbeheerder of hij van mening is dat de aanvraag of, in voorkomend geval, de verleende toegangs- en aansluitingsvergunningen moeten worden bijgewerkt, aangezien hij van mening is dat de voorgestelde wijzigingen het mogelijk maken de installatie verder te beschouwen als dezelfde als die welke de toegangs- en aansluitingsvergunningen heeft aangevraagd of die deze heeft gekregen.

De actualisering is in ieder geval afhankelijk van de vervanging van de oorspronkelijk gestelde financiële zekerheid door een tweede zekerheid waarin de nieuwe voorwaarden zijn opgenomen.

Daartoe neemt de aanvrager of, in voorkomend geval, de houder van de genoemde vergunningen, zodra de netbeheerder zich heeft uitgesproken over de vraag of de installatie nog steeds dezelfde is in de zin van de toegangs- en aansluitingsvergunningen, contact op met de instantie die bevoegd is voor de vergunning van de installatie om toestemming te vragen voor de vervanging van de gedeponeerde waarborg en, indien deze gunstig is, voor de toezending ervan aan de algemene depositaris.

Zodra de nieuwe zekerheid is gesteld, moet een ontvangstbewijs waaruit blijkt dat zij is gesteld, worden voorgelegd aan de instantie die bevoegd is voor het verlenen van de vergunning voor de installatie. De overlegging van dit ontvangstbewijs is een essentiële voorwaarde om de transmissiesysteembeheerder of, in voorkomend geval, de distributiesysteembeheerder te verzoeken de toegangs- en aansluitingsvergunningen bij te werken. Te dien einde zendt de instantie die belast is met het verlenen van de vergunning voor de installatie, de aanvrager een bevestiging van de toereikendheid van de zekerheidstelling.

Met het oog hierop moet de overlegging aan de instantie die bevoegd is voor de afgifte van de vergunning voor de installatie van het bewijs van borgstelling vergezeld gaan van een uitdrukkelijk verzoek aan deze instantie om zich uit te spreken over de vraag of de borgstelling naar behoren is gesteld, teneinde deze bevestiging te kunnen voorleggen aan de betrokken netbeheerder, zodat deze laatste de bijstelling van de vergunningen kan aanvaarden. Indien de aanvraag of het bewijs van borgstelling dat deze vergezelt, niet in overeenstemming is met de voorschriften, verzoekt de instantie die de vergunning voor de installatie verleent, de belanghebbende de situatie te corrigeren. Voor deze doeleinden wordt de datum van indiening van het verzoek geacht de datum te zijn waarop de correctie is aangebracht.

Vier. Aan het einde van deel I van bijlage II wordt een nieuwe alinea toegevoegd, die als volgt luidt

"Daartoe worden wijzigingen in de geografische ligging van de installatie die zich in een periode van minder dan tien jaar voordoen, cumulatief in aanmerking genomen en wordt derhalve de afstand tussen de geometrische centra van de nieuwe aanvraag ten opzichte van de oudste aanvraag die binnen de aangegeven periode is ingediend, geanalyseerd."

Derde slotbepaling. Wijziging van koninklijk besluit 413/2014, van 6 juni, dat de activiteit van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en afval regelt. Koninklijk Besluit 413/2014, van 6 juni, houdende reglementering van de activiteit van de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en afval, wordt als volgt gewijzigd:

Eén. Artikel 3, tweede alinea, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden

"In het geval van fotovoltaïsche installaties is het geïnstalleerde vermogen het laagste van de volgende twee:

a) de som van de maximale eenheidsvermogens van de fotovoltaïsche modules waaruit de installatie bestaat, gemeten onder standaardomstandigheden overeenkomstig de desbetreffende UNE-norm.

b) het maximumvermogen van de omvormer of, in voorkomend geval, de som van de vermogens van de omvormers die samen de installatie vormen.

Twee. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

"Artikel 4. Hybride installaties.

1. Het specifieke vergoedingssysteem dat in dit koninklijk besluit wordt geregeld, is alleen van toepassing op hybride installaties die tot een van de volgende types behoren:

a) hybridisatie type 1: een installatie waarin twee of meer van de belangrijkste brandstoffen, vermeld in de groepen b.6 en b.8 en de zwarte likeuren van groep c.2, zijn verwerkt en die tezamen, op jaarbasis, ten minste 90 % van de gebruikte primaire energie, gemeten naar hun calorische onderwaarde, voor haar rekening neemt.

b) hybridisatie type 2: een installatie in subgroep b.1.2 die bovendien een of meer van de in de groepen b.6, b.7 en b.8 vermelde hoofdbrandstoffen bevat.

c) hybridisering van type 3: een installatie die in aanmerking komt voor het specifieke vergoedingssysteem en die een hernieuwbare technologie omvat uit de groepen en subgroepen van categorie b) van artikel 2. Installaties die op grond van hun kenmerken als type 1 of type 2 kunnen worden beschouwd, worden niet als hybridiseringen van type 3 beschouwd.

2. In het geval van hybridisering van type 1 worden de gegevens in het register van het specifieke vergoedingssysteem en in het register van installaties voor elektriciteitsproductie opgenomen in de groep van de meest gebruikte brandstof, met vermelding van de rest van de gebruikte brandstoffen, de overeenkomstige groepen en het deelnamepercentage van elk ervan in termen van verbruikte primaire energie.

In het geval van hybridisering van type 2 wordt in subgroep b.1.2 een gedetailleerde opgave gedaan van de rest van de gebruikte brandstoffen, met vermelding van de overeenkomstige groepen of subgroepen en het deelnamepercentage van elk daarvan in termen van gebruikte primaire energie.

In het geval van hybridisering van type 3 wordt het specifieke vergoedingssysteem afzonderlijk in het register vermeld, waarbij rekening wordt gehouden met de technische kenmerken van elk van de technologieën. Indien de geïncorporeerde technologie geen recht heeft op het specifieke vergoedingssysteem, ontvangt zij de vergoeding die overeenstemt met haar deelneming aan de markt voor elektriciteitsproductie of, in voorkomend geval, een ander economisch systeem dat kan worden ingesteld.

3. Hybridisering tussen de in dit artikel genoemde groepen is alleen van toepassing indien de eigenaar van de installatie voldoende bewijsstukken bijhoudt aan de hand waarvan op betrouwbare en ondubbelzinnige wijze het elektrisch vermogen kan worden vastgesteld dat is geproduceerd met behulp van elk van de brandstoffen en technologieën van de gespecificeerde groepen.

Daartoe moeten zij, in het geval van hybride installaties van type 3, beschikken over de meetapparatuur die nodig is om het door elk van hen opgewekte vermogen te bepalen, zodat een passende vergoeding van de daarop van toepassing zijnde economische regelingen mogelijk is.

4. Indien brandstoffen of technologieën die bij de hybridisatie worden gebruikt, worden toegevoegd of geschrapt ten opzichte van die welke in het register van de specifieke vergoedingsregeling en in het register van installaties voor elektriciteitsproductie zijn opgenomen, stelt de eigenaar van de installatie de instantie die verantwoordelijk is voor het verlenen van de vergunning voor de installatie, wat het register van installaties voor elektriciteitsproductie betreft, de instantie die verantwoordelijk is voor de afrekening en het Directoraat-Generaal voor Energiebeleid en Mijnen, wat het register van de specifieke vergoedingsregeling betreft, daarvan in kennis overeenkomstig de in artikel 51 omschreven kennisgevingsprocedure. Een rechtvaardiging van de oorsprong van de aanvankelijk niet in het register opgenomen brandstoffen en van hun kenmerken moet worden bijgevoegd, alsmede de percentages van het aandeel van elke brandstof of technologie in elk van de groepen.

5. Hybride installaties van type 1 en type 2 en installaties die meer dan één van de in dit artikel vermelde hoofdbrandstoffen gebruiken, dienen jaarlijks vóór 31 maart bij de voor de afrekening verantwoordelijke instantie een verklaring van verantwoordelijkheid in met vermelding van de percentages van de deelname van elke brandstof en/of technologie in elk van de groepen en subgroepen, met opgave van de jaarlijks gebruikte hoeveelheid in ton per jaar, de calorische onderwaarde uitgedrukt in kcal/kg, het verbruik van elke brandstof, het rendement bij de omzetting van de thermische energie van de brandstof in elektrische energie, alsmede een verantwoordingsrapport waarin de hoeveelheid en de herkomst van de verschillende gebruikte primaire brandstoffen worden vermeld. "

Drie. Tussen de vierde en de vijfde alinea van artikel 7, onder c), wordt een nieuwe alinea ingevoegd met de volgende bewoordingen

"Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel verstrekken hybride productie-installaties de met de netbeheerder in real time uitgewisselde informatie voor de installatie als geheel en de uitgesplitste informatie voor elke elektriciteitsproductiemodule die tot die installatie behoort, alsmede, in voorkomend geval, voor opslaginstallaties."

Vier. Artikel 25 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden

"Artikel 25. Vergoeding voor hybride voorzieningen.

1. De in artikel 4 geregelde hybride inrichtingen van type 1 en type 2 waarvan erkend is dat zij recht hebben op een specifieke vergoedingsregeling, hebben de volgende bijzondere kenmerken:

a) De jaarlijkse inkomsten uit investeringsvergoedingen worden berekend overeenkomstig de vergoedingsparameters en -criteria die bij besluit van de minister van Industrie, Energie en Toerisme, na instemming van de regeringsdelegatiecommissie voor Economische Zaken, zijn goedgekeurd.

b) De jaarlijkse inkomsten uit exploitatievergoedingen die van toepassing zijn op de elektriciteit die in een van de contractvormen op de produktiemarkt wordt verkocht, worden bepaald naar gelang van het percentage primaire energie dat met elk van de technologieën en/of brandstoffen wordt geleverd, overeenkomstig de bepalingen van bijlage IX.

2. In het geval van hybride installaties van type 1 en type 2 en installaties die meer dan één van de in artikel 4 vermelde hoofdbrandstoffen gebruiken, worden de verrekeningen gemaakt op basis van de eindafrekening van het lopende jaar. Daartoe worden de meest recente gegevens gebruikt die beschikbaar zijn bij de instantie die verantwoordelijk is voor de verrekening van de percentages brandstoffen die door de installatie worden gebruikt. Zodra de in artikel 4, lid 5, bedoelde documentatie is ontvangen, vindt de verrekening plaats op basis van de werkelijk gebruikte percentages.

3. Indien de in artikel 4.5 vastgestelde documentatie niet volstaat om op betrouwbare en ondubbelzinnige wijze het percentage van de primaire energie te bepalen dat in het voorgaande jaar door elke brandstof is geleverd, wordt de afrekening gebaseerd op de laagste vergoedingsparameters onder die welke overeenkomen met de verschillende gebruikte brandstoffen of technologieën, onverminderd de bepalingen van artikel 33.

4. De in artikel 4 bedoelde hybride installaties van type 3 die recht hebben op een specifieke vergoedingsregeling, vertonen de volgende bijzondere kenmerken:

a) Bij de berekening van de inkomsten uit de betaling voor de investering wordt rekening gehouden met het vermogen van elke betalingseenheid en de betaling voor de investering die met elk daarvan verband houdt, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

b) De inkomsten uit de betaling voor werking worden berekend aan de hand van de door elke fee-eenheid op de produktiemarkt verkochte stroom en de met elk daarvan samenhangende betaling voor werking, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

Vijf. Tussen de derde en de vierde alinea van de twaalfde aanvullende bepaling wordt een nieuwe alinea ingevoegd met de volgende bewoordingen

"Voor de toepassing van de bepalingen van deze bepaling verstrekken hybride productie-installaties de met de netbeheerder in real time uitgewisselde informatie voor de installatie als geheel en de uitgesplitste informatie voor elke elektriciteitsproductiemodule die tot die installatie behoort, alsmede, in voorkomend geval, voor de opslagfaciliteiten."

Vierde slotbepaling. Wijziging van koninklijk besluit 738/2015, van 31 juli, dat de activiteit van de elektriciteitsproductie en de dispatch-procedure in de elektriciteitsnetten van de niet-peninsulaire gebieden regelt. Artikel 72, lid 1, onder c), wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden

"c) Zodra het bovenstaande is geschied, verrekent de netbeheerder de resterende inkomsten onder de productie-installaties die een aanvullend of specifiek vergoedingssysteem hebben dat is erkend naar rato van hun opgewekte vermogen gemeten aan de busbars van de elektriciteitscentrale, met de beperking van de inkomsten die overeenkomen met de posten in de leden a) en c) van artikel 7.1 of, indien van toepassing, de leden a) en c) van aanvullende bepaling tien.1 voor installaties met een specifiek vergoedingssysteem."

Vijfde slotbepaling. Wijziging van Koninklijk Besluit 647/2020, van 7 juli, dat de aspecten regelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de netcodes voor de aansluiting van bepaalde elektrische installaties.
De titel en het eerste lid van artikel 1 van de eerste overgangsbepaling van koninklijk besluit 647/2020 van 7 juli, dat de aspecten regelt die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de netcodes voor de aansluiting van bepaalde elektrische installaties, wordt als volgt gewijzigd:

"Overgangsbepaling één. Tijdelijke verlening van beperkte operationele kennisgevingen tot de accreditatie van de technische voorschriften.

1. De eigenaars van elektriciteitsproductiemodules en vraagfaciliteiten waarop Verordening (EU) 2016/631 van 14 april 2016 en Verordening (EU) 2016/1388 van 17 augustus 2016 van toepassing zijn, alsook de eigenaars van elektriciteitsproductiefaciliteiten die zich bevinden in de elektriciteitssystemen van niet-peninsulaire gebieden, beschikken over een termijn van vierentwintig maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de regel waarin de uit deze verordeningen afgeleide vereisten zijn vastgesteld, gedurende welke periode de netbeheerders beperkte operationele kennisgevingen kunnen doen, waardoor zij de installaties definitief kunnen inschrijven in het administratieve register van installaties voor elektriciteitsproductie of, in voorkomend geval, in het register van installaties voor eigen verbruik, totdat zij in staat zijn de betrokken netbeheerder de nodige documentatie te verstrekken waaruit blijkt dat zij in elk van de gevallen voldoen aan de voor hen geldende eisen. In het bijzonder, voor installaties waarop de voornoemde Europese verordeningen van toepassing zijn, de documentatie die overeenkomstig de bepalingen van Titel IV van de voornoemde verordeningen moet worden verstrekt.

Op voorstel van de netbeheerders kan de voornoemde periode, vóór het verstrijken ervan, bij beschikking van de Minister voor Ecologische Transitie en Demografische Uitdaging worden verlengd.

Zesde slotbepaling. Titel van de bevoegdheid. Dit Koninklijk Besluit wordt uitgevaardigd onder de bescherming van de bepalingen van artikel 149.1.13 en 25 van de Spaanse Grondwet, waarin aan de Staat de exclusieve bevoegdheid wordt toegekend om de grondslagen en de coördinatie van de algemene planning van de economische activiteit, respectievelijk de grondslagen van het mijnbouw- en energieregime, vast te stellen.

Zevende slotbepaling. Regelgevende bevoegdheid. Het hoofd van het Ministerie voor Ecologische Transitie en Demografische Uitdaging is gemachtigd zoveel bepalingen vast te stellen als nodig zijn voor de uitwerking en toepassing van dit koninklijk besluit.

Achtste slotbepaling. Inwerkingtreding.
Dit koninklijk besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Staatsblad.

Gegeven in Madrid, 29 december 2020.

FELIPE R.

Vierde vice-voorzitter van de regering en minister voor Ecologische Overgang en de Demografische Uitdaging,

TERESA RIBERA RODRÍGUEZ

You are welcome to send an email

Sign up

What distinguishes us